40
NORDAC vector ingebruikstellingsvoorschriften
7.2 Toelichting op de paramaters
In dit hoofdstuk worden enkele belangrijke parameters en menugroepen toegelicht.
7.2.1 Modus (basisparameters)
Via de parameter modus in de basisparameters worden de programmeermogelijkheden van de digitale
stuuringangen en de fabrieksinstelling bepaald.
In de onderstaande tabellen zijn de instelbare functies met een * gekenmerkt, de in de fabrieksinstelling
geprogrammeerde functies zijn met een o aangegeven.
De ingestelde modus geldt altijd voor alle parametersets, het is dus niet mogelijk tussen de verschillende
modi te wisselen.
7.2.1.1 Modus: "analoog"
In deze modus kunnen standaardtoepassingen gerealiseerd worden waarin een analoge regelwaarde,
bijvoorbeeld met een potentiometer of een externe stroombron, opgenomen is.
Bij de functies „snelstop" en "spanning blokkeren" dient men erop te letten dat dit „low-activ" ingangen zijn.
Om het aandrijven te laten functioneren, dat wil zeggen de functies „snelstop" en „spanning blokkeren" niet
toe te passen, moeten deze ingangen op spanning (high) zijn aangesloten.
Functie
Geen functie
Vrijgave rechtsom
Vrijgave linksom
Draairichting
Storingsreset
Parametersetomschakeling ingang 1
Parametersetomschakeling ingang 2
Spanning blokkeren
Snelstop
Vaste frequentie 1
Vaste frequentie 2
Vaste frequentie 3
Afstandsbediening
Draairichting:
de draairichting wordt altijd bepaald door de vrijgave rechtsom/linksom respectievelijk
door de analoge regelwaarde ( ± 10V).
Afstandsbediening: met deze functie kan gewisseld worden tussen aansturing van de omvormer via de
stuurklemmenstrook (digitale ingangen 1-6) en de interface RS 485 (BUS-modus).
Voor de afstandsbediening moeten parameters die betrekking hebben op de interface
RS 485 correct zijn ingesteld!
DI1
DI2
DI3
*
*
o
o
*
*
*
*
*
*
*
*
o
*
*
*
*
*
*
Low
High
DI4
DI5
DI6
*
*
*
*
*
o
o
o
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
digitale ingangen 1 - 6
RS 485, BUS-modus
actief
high
puls/high
puls/high
high
puls
high
high
low
low
high
high
high
high