Typ
Functie
Opmerkingen
Afijken van de analoge ingangen
Door deze vereffening (voor ingang 1 en 2) is het mogelijk de omvormer aan elke gebruikelijke regelwaarde aan
te passen.
Bijv. 0 ...10V begrensd:
Als de op 0% afgeijkte regelwaarde onderschreden
wordt, levert de omvormer de ingestelde minimale
frequentie.
Deze
functie
stroomregelwaarden (0/4 ... 20mA).
OPMERKING: het overschrijden van de op 100% afgeijkte regelwaarde (bijv. 9,3V in plaats van 10V) leidt niet
P
Functie van de analoge regelwaarde-ingang 2
Frequentiemeetwaarde of PID-regelaar is bedoeld
voor een analoge toerentalregeling, zie hoofdstuk
7.1.5,
extra
functies,
toerentalregelaar.
**
uitsluitend met de optie "posicon"
***
Het instellen van een koppelgrens is alleen met de stuurmodus ISD-regeling of automatisch mogelijk (zie
hoofdstuk 7.1.1 basisparameters).
Een koppelgrens< 20% mag niet ingesteld worden. Dit zou tot ongecontroleerd gedrag van de aandrijving
kunnen leiden!
Modus analoge regelwaarde-ingang 2
±10V uitsluitend zonder dat een digitale ingang op
„vrijgave linksom"of „draairichting" geprogrammeerd
is.
Bij toepassing van ±10V wordt de minimale frequentie
altijd op 0Hz gezet.
Heeft men "4...20mA" gekozen, dan stopt de
omvormer bij waarden < 2mA (geen uitgangssignaal).
De met * gemarkeerde standaardinstellingen zijn afhankelijk van het omvormertype!
"Uitlezing in display"
geldt
algemeen
voor
tot overschrijding van de ingestelde maximale frequentie.
"Func. anal.-in.2"
en
hoofdstuk
7.2.5
"Modus anal.-ing.2"
NORDAC vector Ingebruikstellingsvoorschriften
Instelbereik
Stapgrootte
Bijv. 0 ... 10V:
Overeenkomstig de voorbeelden is het mogelijk met
0...10V
een
omkeer
bewerkstelligen,
stilstand
middenwaarde (5V) van een potentiometer.
Geen
optellen bij ingang 1
aftrekken van ingang 1
frequentiemeetwaarde
stroomgrens
***
koppelgrens
PID – regelaar
maximale frequentie bij
**
positioneren
0 ... 10V begrensd
0 ... 10V
-10V ... +10V
0 ... 20mA
4 ... 20mA
29
Standaard-
instelling
van
de
draairichting
te
bijvoorbeeld
bij
de
Geen
0 ... 10V
begrensd