18
NORDAC vector ingebruikstellingsvoorschriften
6
Ingebruikstelling
6.1 Minimale configuratie van de stuuraansluitingen
Voor het werken met de NORDAC vector in een minimale configuratie, moet na het inschakelen van de
netspanning:
a) de elektronische vrijgave ingeschakeld worden (stuurklem 15 op high-signaal [puls], bijvoorbeeld klem 13,
leggen) en
b) een analoge spanningsregelwaarde (0 tot 10V) tussen de stuurklemmen 7 en 8 ingesteld worden.
Schakelvoorbeeld, stuurklemmenstrook:
6.2 De belangrijkste basisinstellingen
Bij aflevering is de NORDAC vector frequentieomvormer zo ingesteld, dat de aan te sluiten 4-polige
normmotor zonder extra instellingen aangestuurd kan worden.
Als het nominale motorvermogen niet overeenkomt met het vermogen van de omvormer, moet men met
name nota nemen van de motorgegevens.
Gedeelte uit de parameterlijst:
Basisparameter
Motorparameter
Nom. Motor
Acceleratietijd
Motoraansluiting
Deceleratietijd
Statorw eerstand
Min.frekw entie
Max.frequentie
F / Hz P / kW cos
0.0
0.0
1.0
Stuurparameter
referentiespanning
gnd
analoge ingang 1
Voedingsspanning
Digitale ingang 1
P1 F / Hz U / V I / A
R
0.0
0
0.0
Extra funktion
Stuurklemmen
NORDAC vector
SK ...... / 3 CT
Informatieparameter
Service