Parameterbeschrijving
1-72 Startfunctie
Option:
Functie:
Hiermee verkrijgt u tijdens de startvertraging
de in 1-74 Startsnelh. [TPM] en 1-76 Startstroom
beschreven functie. De motor zal in de referen-
tierichting draaien. Als het referentiesignaal
gelijk is aan nul (0), zal 1-74 Startsnelh. [TPM]
worden genegeerd en zal de uitgangssnelheid
gelijk zijn aan nul (0). De uitgangsstroom komt
overeen met de ingestelde startstroom in
1-76 Startstroom.
[5]
VVC+/Flux
Geldt enkel voor de beschreven functie in
rechtsom
1-74 Startsnelh. [TPM]. De startstroom wordt
automatisch berekend. Deze functie gebruikt
de startsnelheid alleen tijdens de startver-
traging. Ongeacht de waarde die door het
referentiesignaal wordt ingesteld, zal de
uitgangssnelheid overeenkomen met de
ingestelde startsnelheid in 1-74 Startsnelh.
[TPM]. Startsn. rechtsom [3] en VVC+/Flux
rechtsom [5] worden in het bijzonder gebruikt
in hijstoepassingen. Horizontaal bedrijf [4]
wordt met name gebruikt in toepassingen met
een contragewicht en een horizontale
beweging.
[6]
Vrijg m. rem
Om gebruik te maken van de mechanische
hijsen
rembesturingsfuncties in 2-24 Stopvertr. tot
2-28 Verst.boostfactor. Deze parameter is alleen
actief wanneer1-01 Motorbesturingsprincipe is
ingesteld op Flux met enc.terugk. [3] (alleen FC
302).
[7]
VVC+/Flux
counter-cw
1-73 Vlieg. start
Option:
Functie:
Deze functie maakt het mogelijk een motor
op te vangen wanneer deze vrij draait als
gevolg van een netstoring.
[0]
Uitgesch.
Geen functie
*
[1]
Ingesch.
Stelt de frequentieomvormer in staat om
een draaiende motor 'op te vangen' en te
besturen.
Wanneer 1-73 Vlieg. start is ingeschakeld,
hebben 1-71 Startvertraging en
1-72 Startfunctie geen functie.
[2]
Altijd ingesch.
[3]
Enabled Ref. Dir.
[4]
Enab. Always
Ref. Dir.
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor
loopt.
FC 300 Programmeerhandleiding
®
MG.33.MA.10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
NB
Deze functie wordt niet aanbevolen voor hijstoepassingen.
Voor vermogens boven 55 kW moet de fluxmodus worden
gebruikt om optimale prestaties te verkrijgen.
NB
Om de beste prestaties voor een inschakeling bij draaiende
motor te verkrijgen, moeten de geavanceerde motorge-
gevens in par. 1-30 tot en met 1-35 correct worden ingesteld.
1-74 Startsnelh. [TPM]
Range:
Functie:
Application
[0 - 600
Stel de startsnelheid in. Na het
dependent
RPM]
startsignaal springt de uitgangs-
*
snelheid naar de ingestelde waarde.
Stel de startfunctie in 1-72 Startfunctie
in op [3], [4] of [5] en stel in
1-71 Startvertraging een startvertra-
gingstijd in.
1-75 Start Speed [Hz]
Range:
Afhankelijk
[Afhankelijk
van de
van de
toepassing
toepassing]
*
1-76 Startstroom
Range:
Functie:
0.00
[Application
Bij bepaalde motoren, zoals schuifanker-
A
dependant]
motoren, is extra stroom/startsnelheid
*
nodig om de rotor te deactiveren. Om voor
deze boost te zorgen, moet de vereiste
stroom worden ingesteld in
1-76 Startstroom. Stel 1-74 Startsnelh. [TPM]
in. Stel 1-72 Startfunctie in op [3] of [4] en
stel in 1-71 Startvertraging een startvertra-
gingstijd in.
Deze parameter kan worden gebruikt voor
hijstoepassingen (schuifanker).
Functie:
Deze parameter kan worden
gebruikt voor hijstoepassingen
(schuifanker). Stel de startsnelheid
in. Na het startsignaal springt de
uitgangssnelheid naar de
ingestelde waarde. Stel de
startfunctie in 1-72 Startfunctie in
op [3], [4] of [5] en stel in
1-71 Startvertraging een startver-
tragingstijd in.
43
3
3