Montage- en installatievoorschriften
4
TCP/IP-adressering en subnetwerken
Standaard-
gateway
22
Als u het IP-adres en het subnetmasker onder elkaar schrijft, ziet u dat in de binaire
weergave van het subnetmasker alle enen het netwerkadres bepalen en alle nullen het
adres van het stations (Æ volgende tabel).
decimaal
IP-adres
binair
decimaal
Subnetmasker
binair
Het klasse-C-netwerk met het adres 192.168.10. wordt verder onderverdeeld door het
subnetmasker 255.255.255.128. Er ontstaan twee netwerken met de adressen
192.168.10.0 en 192.168.10.128.
De volgende stationsadressen zijn toegestaan in beide netwerken:
•
192.168.10.1 ... 192.168.10.126
•
192.168.10.129 ... 192.168.10.254
De netwerkstations bepalen door de logische bewerking van IP-adres en subnetmasker
of een communicatiepartner zich in hetzelfde netwerk of in een ander netwerk bevindt.
Als de communicatiepartner zich in een ander netwerk bevindt, wordt de standaardga-
teway aangesproken.
De standaardgateway wordt eveneens via een 32-bits adres aangesproken. Het 32-bits
adres wordt door vier decimale getallen weergegeven, die door punten van elkaar
worden gescheiden.
Voorbeeld: 192.168.10.1
De standaardgateway vormt de verbinding met andere netwerken. Zo kan een netwerk-
station dat een ander station aanspreken, het IP-adres met het subnetmasker logisch
bewerken en zo bepalen of het gezochte station zich in hetzelfde netwerk bevindt. Als
dit niet het geval is, spreekt hij de standaardgateway (router) aan die zich in hetzelfde
netwerk moet bevinden. De standaardgateway neemt dan de verdere verzending van
de datapakketten over.
Byte 1
Byte 2
192
.
168.
11000000
.
10101000
255
.
255
11111111
.
11111111
Handboek – Veldbusinterface DFE32B PROFINET IO
Byte 3
Byte 4
.
10
.
128
.
00001010
.
10000000
.
255
.
128
.
11111111
.
10000000