28 Programmakenmerken
Motorbesturing
Direct torque control (DTC)
De motorbesturing van de ACS880 is gebaseerd op Direct Torque Control (DTC). Het
schakelen van de uitgangshalfgeleiders wordt gestuurd om de vereiste statorflux en
het motorkoppel te bereiken. De schakelfrequentie wordt alleen gewijzigd als de
actuele waarden van koppel en statorflux meer van hun referentiewaarden
verschillen dan de toegestane hysterese. De referentiewaarde voor de
koppelregeling komt van de toerenregeling of rechtstreeks van een externe
koppelreferentiebron.
Motorbesturing vereist meting van de DC-spanning en twee motorfasestromen.
Statorflux wordt berekend door de motorspanning te integreren in de vectorruimte.
Motorkoppel wordt berekend als vectorproduct van de statorflux en de motorstroom.
Door het geïdentificeerde motormodel te gebruiken, wordt de schatting van de
statorflux verbeterd. Het actuele motoras-toerental is niet nodig voor de
motorbesturing.
Het belangrijkste verschil tussen traditionele besturing en DTC is dat koppelregeling
hetzelfde tijdsniveau heeft als de vermogensschakeling-sturing. Er is geen
afzonderlijke spanning- en frequentiegestuurde PWM modulator; de schakeling van
de uitgangstrap is volledig gebaseerd op de elektromagnetische status van de motor.
De grootste nauwkeurigheid van motorbesturing wordt bereikt door het activeren van
een afzonderlijke motoridentificatierun (ID-run).
Zie ook sectie
Scalar-motorbesturing
Instellingen
Parameters
99.04 Motor regelmodus
(pagina 198).
Referentiehellingen
Acceleratie- en deceleratie-hellingtijden kunnen voor toerental-, koppel- en
frequentie-referentie apart ingesteld worden.
Bij een toerental- of frequentie-referentie worden de hellingen gedefinieerd als de tijd
die de omvormer nodig heeft om te accelereren of decelereren tussen nul toerental of
frequentie en een maximum waarde gedefinieerd door een parameter. De gebruiker
kan schakelen tussen twee vooraf ingestelde hellingsets door middel van een binaire
bron zoals een digitale ingang. Bij toerentalreferentie kan ook de vorm van de helling
geregeld worden.
Bij een koppelreferentie worden de hellingen gedefinieerd als de tijd waarin de
referentie oploopt van nul tot nominaal motorkoppel.
(pagina 33).
(pagina 196) en
99.13 Identificatierun verzoek