Advertenties
46 Programmakenmerken
Veiligheid en beveiligingen
Noodstop
Het noodstopsignaal wordt aangesloten op de ingang geselecteerd door parameter
21.05 Noodstop
bron. De modus van de noodstop wordt geselecteerd door
parameter
21.04 Noodstop
veldbus (parameter
Opmerkingen:
• De installateur van de apparatuur is verantwoordelijk voor het installeren van de
noodstopvoorzieningen en alle bijkomende voorzieningen die nodig zijn om
ervoor te zorgen dat de noodstopfunctie voldoet aan de vereiste
noodstopcategorieën. Neem voor meer informatie contact op met uw plaatselijke
ABB vertegenwoordiger.
• Nadat een noodstopsignaal gedetecteerd is, kan de noodstopfunctie niet
geannuleerd worden, zelfs niet als het signaal geannuleerd wordt.
Thermische motorbeveiliging
De motor kan tegen oververhitting beschermd worden door
• het thermisch beveiligingsmodel van de motor
• meten van de motortemperatuur met sensoren. Dit resulteert in een nauwkeuriger
motormodel.
Thermisch motorbeveiligingsmodel
De omvormer berekent de temperatuur van de motor op basis van de volgende
aannames:
1. Wanneer de voeding van de omvormer voor de eerste keer ingeschakeld wordt, is
de motor op omgevingstemperatuur (gedefinieerd door parameter
omgevingstemp). Wanneer hierna de voeding van de omvormer ingeschakeld
wordt, wordt aangenomen dat de motor op de geschatte temperatuur is.
2. Motortemperatuur wordt berekend door gebruikmaking van de door de gebruiker
aanpasbare motorthermische tijd en motorbelastingscurve. De belastingscurve
moet worden aangepast in het geval de omgevingstemperatuur hoger is dan 30 ?.
Het is mogelijk de motortemperatuur-bewakingslimieten aan te passen en te kiezen
hoe de omvormer zal reageren wanneer overtemperatuur gedetecteerd wordt.
Opmerking: Het motorthermische model kan gebruikt worden wanneer slechts één
motor aangesloten is op de omvormer.
modus. Een noodstop kan ook gegenereerd worden door
06.01
Hoofdcontrolwoord, bits 0...2).
35.50 Motor
Advertenties
