36 Programmakenmerken
Instellingen
Parameters
21.13 Autophasing modus
195) en
99.13 Identificatierun verzoek
Fluxremmen
De omvormer kan snellere deceleratie bieden door het magnetisatieniveau van de
motor te verhogen. Door verhogen van de flux in de motor, kan de door de motor
tijdens het remmen opgewekte energie worden omgezet in thermische energie in de
motor.
Motor
toerental
Fluxremmen
De omvormer monitoort de motorstatus voortdurend, ook tijdens fluxremmen.
Daarom kan fluxremmen worden toegepast voor zowel het stoppen van de motor als
het wijzigen van het toerental. De overige voordelen van fluxremmen zijn:
• Het remmen begint onmiddellijk na het geven van een stopopdracht. De functie
hoeft niet te wachten op de fluxreductie om met remmen te beginnen.
• De koeling van de inductiemotor is efficiënt. De statorstroom van de motor gaat
tijdens fluxremmen omhoog, niet de rotorstroom. De stator koelt veel efficiënter
dan de rotor.
• Fluxremmen kan gebruikt worden bij inductiemotoren en synchrone
permanentmagneet-motoren.
Er zijn twee remvermogen-niveaus beschikbaar:
• Gematigd remmen levert snellere deceleratie in vergelijking met een situatie
waarin fluxremmen uitgeschakeld is. Het fluxniveau van de motor wordt beperkt
om oververhitting van de motor te voorkomen.
• Volledig remmen gebruikt bijna alle beschikbare stroom om de mechanische
remenergie om te zetten in thermische energie in de motor. De remtijd is korter
dan bij gematigd remmen. Bij cyclisch gebruik kan de verhitting van de motor
aanzienlijk zijn.
Instellingen
Parameter
97.05 Flux remmen
(pagina 95),
(pagina 198).
Geen fluxremmen
t (s)
(pagina 192).
98.15 Positie offset gebr
T
Br
(%)
T
N
60
40
Fluxremmen
20
Geen fluxremmen
(pagina
T
= Remkoppel
Br
T
= 100 Nm
N
f (Hz)