Pagina 1
WPMW, WPMS Warmtepompmanager voor CV-warmtepompen Bedienings- en montagevoorschriften 09/02 De montage, eerste ingebruikname en het onderhoud van dit toestel mogen alleen door bevoegde vaklieden volgens deze instructie uitgevoerd worden.
Werking en functies De manager wordt in twee verschillende uitvoeringen geleverd: als schakelkastvariant WPMS en in de wanduitvoering WPMW. Tussen de CV-warmtepompen en de WPM moet door de installateur een BUS-leiding aangebracht worden, die de communicatie tussen deze twee tot stand brengt.
Bedieningsvoorschriften (voor de gebruiker en de vakman) 1 Blik op het toestel Statusaanduiding installatie Statusaanduiding installatie Statusaanduiding installatie Statusaanduiding installatie Statusaanduiding installatie A Display 1 Mengventiel gaat open B Draaiknop 2 Mengventiel gaat dicht C Draaischakelaar reset / auto 3 Circulatiepomp verwarmingscircuit 2, ‘mengcircuit’ D Toets programmering 4 Circulatiepomp verwarmingscircuit 1, ‘radiatorcircuit’...
2 Bediening Om de waarde van de installatieparameter te wijzigen, drukt u op de -PRG-toets. Het rode De bediening is in drie niveaus onderverdeeld. Het 1 en 2 bedieningsniveau zijn zowel controlelampje boven de -toets licht voor de gebruiker als voor de vakman op.
3 Instellingen 3.1 Bedrijfstoestanden (1 bedieningsniveau) De bedrijfstoestanden kunnen gewijzigd worden door bediening van de -knop bij een gesloten klepje. Verklaring Beschrijving Toepassing ”Stand-by”-stand Installatie is uitgeschakeld maar Tijdens de vakantieperiode. niet spanningsvrij; alleen de vorstbeveiligingsfunctie is actief. Bij het knipperen is de spertijd van het nutsbedrijf actief.
3.2 Ruimtetemperatuur (2 bedieningsniveau…) Met de installatieparameters ruimtetemp. 1 en ruimtetemp. 2 kunt u telkens voor verwarmings- circuit 1 en verwarmingscircuit 2 de ruimtetemperatuur voor de dag- en nachtfunctie instellen. Mocht u het in uw ruimte te koud resp. te warm hebben, dan kunt u de ruimtetemperatuur wijzigen.
3.3 Warmwatertemperatuur Met de installatieparameter warmwatertemp. kunt u aan de temperatuur in de warmwaterboiler instelwaardes voor overdag en voor ‘s nachts toekennen. Open het klepje en bedien de knop totdat bij warmwatertemp. het wijzersymbool oplicht. Ingestelde warmwatertemperatuur Door op de -toets te drukken verschijnen op de display de ingestelde en werkelijke warmwatertemperatuur in de daginstelling.
3.4 Weekdag en klok Met de installatieparameter weekdag/klok kunt u de weekdag en de kloktijd instellen. Het cijfer 1 staat voor de weekdag maandag. Open het klepje en bedien de knop totdat bij weekdag/klok Weekdag het wijzersymbool oplicht. Op de display verschijnen de weekdag en de kloktijd. Kloktijd Weekdag instellen: Door op de -toets te drukken licht het controlelampje boven...
3.5 Vakantie- en partyprogramma 3.5.1 Vakantieprogramma In het vakantieprogramma staat de warmtepompinstallatie in de ”stand-by”-stand. De vakantieduur r r r r wordt in dagen ingevoerd. De begin- en de eindtijd van het vakantieprogramma is altijd 12.00 uur ’s middags. Wordt de vakantieduur ’s morgens ingetoetst, dan zal de installatie dezelfde dag om 12.00 uur het vakantieprogramma starten.
3.5.2 Partyprogramma In het partyprogramma kunt u de daginstelling met enkele uren verlengen. Na het einde van de ingevoerde tijd (uren) functioneert uw warmtepompinstallatie weer volgens het ingestelde verwarmingsprogramma. Open het klepje en bedien de knop totdat bij vakantie-/ partyprogr. het wijzersymbool oplicht.
Pagina 13
Temperatuur Buitentemperatuur Werkelijke ruimtetemperatuur (H2) (als de afstandsbediening FE6 ontbreekt, verschijnt in de display—) Ingestelde ruimtetemperatuur (H2) Werkelijke warmwatertemperatuur Ingestelde warmwatertemperatuur Werkelijke WP-retourtemperatuur (H1) Ingestelde WP-retourtemperatuur (H1) bij de vaste waarderegeling wordt een vaste temperatuur aangeduid Werkelijke aanvoertemperatuur mengcircuit (H2) Ingestelde aanvoertemperatuur mengcircuit (H2) Vaste temperatuur WP-retour (vaste temperatuur tot max.
3.7 Stooklijnen Onder de installatieparameter stooklijnen kunt u voor verwarmingscircuit 1 en 2 telkens een stooklijn stooklijn stooklijn stooklijn stooklijn instellen. Alleen als de stooklijn voor het betreffende gebouw juist is, blijft de ruimtetemperatuur bij elke buitentemperatuur constant. Het is dus heel belangrijk de goede stooklijn te kiezen! Aanwijzing: uw vakman heeft voor elk verwarmingscircuit een stooklijn ingesteld die optimaal aan de vereisten van het gebouw en de installatie voldoet.
Pagina 15
Voor verwarmingscircuit 1 en 2 kan telkens een stooklijn ingesteld worden. Fabriekszijdig is voor verwarmingscircuit 1 de stooklijn op 0,6 en voor verwarmingscircuit 2 de stooklijn op 0,2 ingesteld. [°C] Buitentemperatuur [°C] Juiste keuze stooklijn: – Stijgt de ruimtetemperatuur bij een dalende buitentemperatuur, dan is de gekozen stooklijn te hoog.
3.8 Verwarmingsprogramma Met de installatieparameter verwarmingsprogr. kunt u voor verwarmingscircuit 1 en 2 de bijbehorende verwarmingsprogramma’s H1 en H2 instellen. Het is mogelijk, voor elke afzonderlijke weekdag of voor alle doordeweekse dagen (ma.-vr.) en het weekend (za.-zo.) of voor de gehele week drie schakelperiodes (I, II, III) te definiëren. Hiermee legt u vast, wanneer en hoe vaak de warmtepompinstallatie in de daginstelling en in de nachtverlagingsfunctie dient te functioneren.
Pagina 17
Met de knop kunt u nu de gewenste starttijd van de daginstelling voor de 1 schakelperiode wijzigen. Druk op de -toets (controlelampje gaat uit) en de ingestelde waarde is opgeslagen. Start van de nachtverlagingsfunctie (Einde van de daginstelling) Bedien de knop totdat op de display de starttijd voor de nachtverlagingsfunctie verschijnt (parameter 12).
Pagina 18
Stel nu het verwarmingsprogramma voor het za - zo weekend in. Draai net zo lang aan de -knop, totdat op de display de dagen za. – zo. (6 7) met de bijbehorende parameter 09 verschijnen. Start van de daginstelling Druk nu op de -toets en op de display verschijnen nu naast de weekenddagen de starttijd van de daginstelling met de parameter 11 en de schakelperiode I .
3.9 Warmwaterprogramma Met de installatieparameter warmwaterprogr. kunnen de tijden van de dag- en nachttemperaturen van de warmwaterbereiding ingesteld worden. Voor elke afzonderlijke weekdag of voor alle doordeweekse dagen (ma.-vr.) en het weekend (za.-zo.) of voor de gehele week kunnen twee schakelperiodes (I, II) gedefinieerd worden. Hiermee legt u vast, wanneer en hoe vaak de warmtepompinstallatie in de daginstelling en in de nachtverlagingsfunctie warm water dient te bereiden.
Pagina 20
Start van de Druk op de -toets en op de display verschijnt de starttijd van warmwaterbereiding de warmwaterbereiding. Door nogmaals op de -toets te drukken licht het controlelampje boven de toets op. Met de knop kunt u de starttijd wijzigen. Druk op de -toets (controlelampje gaat uit) en de ingestelde waarde wordt opgeslagen.
4 Afstandsbediening FE 6 Alleen voor verwarmingscircuit 2 Met de afstandsbediening FE 6 kunnen de ingestelde ruimtetemperatuur van het mengcircuit met + 5 °C en de bedrijfstoestand gewijzigd worden. De afstandsbediening bestaat uit de volgende bedieningselementen: een draaischakelaar voor de wijziging van de ingestelde ruimtetemperatuur een draaischakelaar met de volgende standen:...
3 PTC-voelers (AVF 6, TF 6A en AFS 2) – Stekkers – 18 spieën – 2 Wandmontage (WPMW) De WPM mag alleen in een droge ruimte geïnstalleerd worden. Let erop, dat in gemonteerde toestand de achterzijde van het toestel niet toegankelijk is. Het toestel dient tijdens het funktioneren beschermd te zijn tegen vocht, vuil en beschadigingen.
4 Elektrische aansluiting 4.3 Netaansluiting Bij de aansluiting van de netspanning dienen De elektrische aansluiting dient overeenkomstig de voorschriften voor de aansluiting van de het aansluitschema uitgevoerd te worden. aardgeleider opgevolgd te worden. De net- en de laagspanning zijn gescheiden in de De voedingsspanning op klem L en de door het wandbehuizing aangebracht.
Buitenvoeler AFS 2 Aanlegvoeler AVF 6 Best.-nr.: 16 53 39 Best.-nr.: 16 53 41 Breng de buitenvoeler op een Montage-aanwijzing: noordelijke of noordoostelijke buis goed wand achter een verwarmde schoonmaken, ruimte aan. Minimale afstanden: warmtegeleidingspasta 2,5 m van de grond, 1 m aanbrengen.
Sluit de BUS-leiding pas bij de ingebruikname aan. X2.9 X2.10 aan WPMW Een correcte BUS-aansluiting heeft een X14.1 X14.2 X14.3 aan WPMS beslissende invloed op het functioneren van de warmtepompinstallatie (zie hfdst. 6.1)
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Spie De aansluitingen van de WPMW zijn conform de geldende veiligheidseisen/-normen in een laag- en netspanningsdeel onderverdeeld. Alle leidingen worden in de geleidekanalen ingevoerd en door de rode spieën in de wandbehuizing bevestigd. De aansluitingen dienen volgens de opschriften op de WPMW aangebracht te worden.
4.8 Aansluittekening WPMS * Interne schakeling De aansluitingen op de WPM dienen conform het afgebeelde aansluitschema te worden gerealiseerd. Daarbij dienen de bijgevoegde stekkers als volgt op de WPM te worden aangesloten: Laagspanningsdeel Netspanningsdeel X10 1-2 DCF (wordt niet aangesloten) X20 1 Mengcircuit-pomp X11 1...
5 Ingebruikname – Sluit de BUS-leiding op de afzonderlijke warmtepompen aan. Als dit is gebeurd, WPF-M ; WPL 13/18/23 wordt aan de onder spanning staande warmtepomp een adres toegekend. Hierdoor kan de warmtepomp door de Als alle voor het bedrijf noodzakelijke WPM aangestuurd worden.
– Brug maken tussen 1 en 2 Bij onjuiste initialisering (voeleraansluiting) op aansluitstrip dienen alle IWS teruggezet, dus weer opnieuw – Netspanning van de warmtepompen geïnitialiseerd te worden (zie hfdst. gedurende 30 sec. inschakelen 5.4.1). – Brug op voeleraansluitklem 1 en 2 weer verwijderen Als de BUS-leiding tussen de WPM en de Nu pas is de IWS weer teruggezet en...
5.5 Overzicht ingebruikname Bij de ingebruikname van de warmtepompinstallatie dienen naast de instellingen op het 2 bedieningsniveau ook de specifieke installatieparameters vastgelegd te worden. Deze worden op het 3 bedieningsniveau met codebeveiliging ingesteld. Alle parameters dienen een voor een gecontroleerd te worden. De ingestelde waarden dienen in de kolom ingestelde waarde van de ingebruiknamelijst in hfdst.
Max. WP-retourtemperatuur [°C] Wordt deze temperatuur bij de bufferretourleiding bereikt, dan schakelt de WPM alle compressors uit. Deze beveiligingsfunctie voorkomt activering van de hogedrukbeveiliging. Het bereiken van deze waarde leidt niet tot een foutmelding. Onder installatieparameter Info Temp. kan parameter 7 opgevraagd worden. Max.
Pagina 32
Vrijgavemodus 2e verwarming (VW) (ausgeblendet im Auslieferungszustand) Onder dit menupunt wordt de inzet van de 2 verwarming (2 VW) voor de verwarmingsfunctie gedefinieerd. Het wordt alleen aangegeven wanneer de draaischakelaar op de IWS in de warmtepomp van stand 1 naar stand 9 is gezet, wat wil zeggen, dat de inzet van een andere warmteleverancier dan de ingebouwde DHC (ingebouwde verwarmingselement) gewenst is.
Pagina 33
VW tijdens de spertijd van het nutsbedrijf altijd (ook boven het Bij stand 0 zal de 2 bivalentiepunt!) de verwarming overnemen. Mocht de 2 VW tijdens de spertijden van het nutsbedrijf geblokkeerd zijn, dan dient de overeenkomstige tijd in uren ingevoerd te worden (stand 1, 2, 3).
Warmwater met 2 verwarmingsbron (ausgeblendet im Auslieferungszustand) Dit menu wordt alleen aangegeven, indien de draaischakelaar van de IWS in de warmtepomp van stand 1 naar stand 9 is verzet., hetgeen betekent, dat een andere warmteleverancier dan het ingebouwde element ingezet moet worden Voor de inschakeling vande 2 de verwarmingsbron bij de warmwaterproductie wordt in de stand 1 de uitgang circulatiepomp en in stand 2 de uitgang circulatiepomp + tapwaterpomp geschakeld.
Looptijd mengventiel [sek.] Opdat de mengregeling stabiel en snel kan functioneren, dient de looptijd van het mengventiel ingevoerd te worden. Voor het Stiebel Eltron-mengventiel dient de standaardwaarde gehandhaafd te worden. Stilstandtijd [min] Na het uitschakelen van de warmtepomp geldt een bepaalde stilstandtijd, om de compressor te beschermen.
Pagina 36
Quik-start Bij de ingebruikname kan het functioneren van de warmtepompen gecontroleerd worden door de quick-start van alle warmtepompen te activeren. Bij het activeren van de parameter verschijnt rechts op de display de waarde 60. Door op de PRG-toets te drukken wordt de quick-start geactiveerd: de verwarmingscircuitpomp voor verwarmingscircuit 1 en de bronpomp worden ingeschakeld;...
Toestelidentificatie WPM Aanduiding van de actuele softwarestand in de WPM. Softwarestanden van de IWS SOFT Door op de PRG-toets te drukken worden de softwarestanden van de afzonderlijke IWS weergegeven. Instelling IWS Door op de PRG-toets te drukken kunnen de in de fabriek geprogrammeerde IWS- instellingen opgevraagd worden.
5.6 Maatregelen bij storingen Storingen die in de installatie of in de warmtepomp optreden, worden op de display als codenummer aangeduid. Onder de installatieparameters ingebruikname en Info Temp..kunnen alle parameters afgelezen worden die voor een uitvoerige installatie-analyse nodig zijn. Om de storing te kunnen lokaliseren dienen alle beschikbare parameters van de WPM geanalyseerd te worden, voordat de schakelkast van de warmtepomp geopend wordt om toegang tot de IWS te krijgen.
04 STORING HOGEDRUK/LAGEDRUK De hogedruk-of de lagedruk beveiliging van de warmtepomp heeft gewerkt Oplossing bij hogedrukstoring: Parameter 20 (max. retourtemp) controleren Volumestroom en temperatuur aan de verwarmingskant controleren. Aankoppeling van de aanvoer -en retourvoeler controleren. Oplossing Lagedruk beveiliging (WPF-M): Volumestroom en temperatuur van de bron controleren. Koelmiddelhoeveelheid controleren (kijkglas) Oplossing lagedrukbeveiliging (WPL) Is de verdamper bevroren?
Overige, voor de installatie-analyse beschikbare parameters: Parameter 70: Check alle warmtepomp-compressoren door een quick-start Parameter 71: Test alle relais in de WPM Parameter 76: Softwarecontrole van de instellingen van de draaischakelaar (IWS) Parameter 77: Installatie-analyse ter controle van alle aanwezige BUS-deelnemers en van de ingeschakelde compressortrappen Parameter 78: Reset de IWS, om zo de opgeslagen fouten weer te wissen 5.6.2 Storingsaanduiding op de display: voelerstoring...
Pagina 41
5.6.3. Warmtepomp loopt niet. Warmtepomp staat op stand-by modus Oplossing: veranderen in programmafunktie Er is sprake van “ spertijd “-standbysymbool knippert. Oplossing: afwachten ,na afloop van de spertijd loopt de warmtepomp vanzelf weer aan. Er is geen war Er is geen warmtevr Er is geen war mtevr mtevr...
5.7 Ingebruiknamelijst Tijdens de ingebruikname dient het regeltoestel in de ”stand-by”-stand te staan. Hiermee voorkomt u dat de warmtepomp ongecontroleerd wordt opgestart. Nr. Parameter Instelbereik Standaard Installatiewaarde Codenummer invoeren 0000 bis 9999 1000 10 Vorstbeveiliging 00 / 01 00 = brine / water - WP 01 = water / water - WP 12 Vaste temperatuur WP-retour UIT tot 55 °C...
Pagina 43
50 Minimale ontdooitijd (alleen voor WPL) 1 tot 20 min. 1 min. 51 Handmatig ontdooien (alleen voor WPL) 00 / 01 60 Regel dynamiek 1 / 20 61 Ruimte-invloed 0 / 20 62 Looptijd mengventiel 30 tot 240 s 210 s 63 Stilstandtijd na uitschakeling van een 1 tot 120 min 20 min...
Pagina 45
Draaischakelaar Lichtdioden Met de draaischakelaar kunnen de Rode LED: knippert of blijft branden: verschillende compressorsystemen Bij een eenmalig optreden van een voorgeselecteerd worden. Voor de WPF-M warmtepompstoring knippert de LED. De installatie wordt uitgeschakeld. Treden er moet de draaischakelaar altijd op stand 9 binnen 20 bedrijfsuren meer dan 5 warmte- staan.
6 Ingebruikname Indien er een MSM aanwezig is, dient deze als eerste toestel via de BUS-leiding aan WPWE 5...14 KW de WPM gekoppeld te worden. Is er WPL 10/15/20/25/30 KW gekoppeld, dan moet na max. 2 min op de display van de WPM het cijfer 7 op de weekdagaanduiding verschijnen.
Voordat de WPM onder spanning De WPM wordt teruggezet in de wordt gezet, dienen alle noodzakelijke afleveringsstand, de fabrieksinstelling. Hetzelfde voelers aangesloten te zijn. Naderhand geldt voor het codenummer. aangesloten voelers worden door de WPM niet herkend. 6.4 Resetmogelijkheden IWS 6.4.1 IWS opnieuw initialiseren Voorbeeld: Als de warmwatervoeler bij de Hierbij dient men als volgt te werk te gaan:...
6.5 Overzicht ingebruikname Bij de ingebruikname van de warmtepompinstallatie dienen naast de instellingen op het 2 bedieningsniveau ook de specifieke installatieparameters vastgelegd te worden. Deze worden op het 3 bedieningsniveau met codebeveiliging ingesteld. Alle parameters dienen een voor een gecontroleerd te worden. De ingestelde waarden dienen in de kolom ingestelde waarde van de ingebruiknamelijst in hfdst.
Pagina 49
Max. WP-retourtemperatuur [°C] Wordt deze temperatuur bij de bufferretourleiding bereikt, dan schakelt de WPM alle compressors uit. Deze beveiligingsfunctie voorkomt activering van de hogedrukbeveiliging. Het bereiken van deze waarde leidt niet tot een foutmelding. Onder installatieparameter Info Temp. kan parameter 7 opgevraagd worden. Max.
Onderste inzetgrens WP [°C] Is de buitentemperatuur lager dan de ingestelde onderste inzetgrens, dan wordt de warmtepomp uitgeschakeld. Bij de instelling AUS is er geen onderste stookgrens voor de warmtepompfunctie; de warmtepomp is continu in bedrijf. Deze waarde is bij de ingebruikname van bivalente installaties buitengewoon belangrijk. Beneden deze buitentemperatuur is de 2 VW alleen voor de verwarming verantwoordelijk.
cascade opgestart. Het mengventiel is in de WP-functie gesloten. Als de 2 VW opgestart en de ingestelde keteltemperatuur bereikt is, wordt door het mengventiel de ingestelde aanvoertemperatuur van het mengcircuit (WP-retourtemperatuur + verschil tussen werkelijke en ingestelde stooklijn) geregeld. De 2 VW wordt bij het bereiken van de max.
Warmwaterfunctie Bij een ontbrekende boiler-voeler volgt er onder dit punt geen aanduiding. Warmwatervoorrangfunctie WW-aanvor WW-retour Alleen de voor warm water voorgeselecteerde warmtepomp wordt of blijft ingeschakeld. (warmtepomptrappen voor warm Bufferaanvoer Bufferretour water, parameter 42) De WW-bereiding heeft dus voorrang voor de verwarmingsfunctie binnen een warmtepompcascade.
Pagina 53
Warmwater met 2 verwarmingsbron Voor de inschakeling vande 2 verwarmingsbron bij de warmwaterproductie wordt in de stand 1 de uitgang circulatiepomp en in stand 2 de uitgang circulatiepomp + tapwaterpomp geschakeld. Instelling 0: De 2 warmtebron (WE) is niet voor tapwaterbereiding bedoeld. Instelling 1: De warmtepomp zorgt tot het bivalentpunt voor de warmwaterproductie.
Pagina 54
Minimale ontdooitijd (alleen voor WPL) Vooraf in te stellen tijd (min) voor de ontdooiing op de IWS. De ingestelde tijd geldt voor de handmatige of noodzakelijke ontdooiing. Volg de montagevoorschriften van de WPL op. Stel deze tijd niet te lang in, omdat het ontdooiproces anders te laat eindigt. Houd in normale gevallen de standaardwaarde aan.
Pagina 55
Looptijd mengventiel [sek.] Opdat de mengregeling stabiel en snel kan functioneren, dient de looptijd van het mengventiel ingevoerd te worden. Voor het Stiebel Eltron-mengventiel dient de standaardwaarde gehandhaafd te worden. Stilstandtijd [min] Na uitschakeling van een warmtepomp volgt er een stilstandtijd, om de compressor te be- schermen.
Storingslijst ErrL Door op de PRG-toets te drukken wordt de 1 storingscode aangeduid. Op de storingslijst worden de laatste 10 storingen in de installatie weergegeven. De meest recente storing heeft nummer 1. Links op de display wordt het lopende storingsnummer aangegeven. In het midden het nummer van de IWS (1…6) resp.
Pagina 57
Instelling IWS Door op de PRG-toets te drukken kunnen de in de fabriek geprogrammeerde IWS- instellingen opgevraagd worden. Verlaat deze functie door nogmaals op de PRG-toets te drukken. Linkeraanduiding: doorlopend IWS- nummer 1 tot 10 (digit 1 en 2) Rechteraanduiding: machinetype volgens vaste sleutel (digit 5 en 6) De volgende machinetypen zijn mogelijk: Een-compressor met persgasontdooiing (stand ook voor alle WPWE)
Pagina 58
6.6 Maatregelen bij storingen Storingen die in de installatie of in de warmtepomp optreden, worden op de display als codenummer aangeduid. Onder de installatieparameters ingebruikname en Info Temp..kunnen alle parameters afgelezen worden die voor een uitvoerige installatie-analyse nodig zijn. Om de storing te kunnen lokaliseren dienen alle beschikbare parameters van de WPM geanalyseerd te worden, voordat de schakelkast van de warmtepomp geopend wordt om toegang tot de IWS te krijgen.
Pagina 59
03 STORING LAGE DRUK De lagedrukbeveiliging van de warmtepomp is geactiveerd Verhelpen: Volumestroom en temperatuur aan de bron controleren Is de verdamper bevroren? ⇒ Ontdooiing handmatig op gang brengen ⇒ Ontdooiing controleren Is er koelmiddel gelekt? ⇒ Schakel de storingsdienst in 04 STORING HOGE DRUK De hogedrukbeveiliging van de warmtepomp is geactiveerd Verhelpen:...
Pagina 60
Overige, voor de installatie-analyse beschikbare parameters: Parameter 70: Check alle warmtepomp-compressoren door een quick-start Parameter 71: Test alle relais in de WPM Parameter 76: Softwarecontrole van de instellingen van de draaischakelaar (IWS) Parameter 77: Installatie-analyse ter controle van alle aanwezige BUS-deelnemers en van de ingeschakelde compressortrappen Parameter 78: Reset de IWS, om zo de opgeslagen fouten weer te wissen 6.6.2 Storingsaanduiding op de display: voelerstoring...
Pagina 61
6.6.3. Warmtepomp loopt niet. Warmtepomp staat op stand-by modus Oplossing: veranderen in programmafunktie Er is sprake van “ spertijd “-standbysymbool knippert Oplossing: afwachten ,na afloop van de spertijd loopt de warmtepomp vanzelf weer aan. Er is geen warmtevraag. Oplossing: installatieparameter INFOTEMP Temperatuurcontrole werkelijke en ingestelde temperatuur.
6.7 Ingebruiknamelijst Tijdens de ingebruikname dient het regeltoestel in de ”stand-by”-stand te staan. Hiermee voorkomt u dat de warmtepomp ongecontroleerd wordt opgestart. Nr. Parameter Instelbereik Standaard Installatiewaarde Codenummer invoeren 0000 bis 9999 1000 10 Vorstbeveiliging 00 / 01 00 = brine / water - WP 01 = water / water - WP 11 Continubedrijf WP-circulatiepomp 00 / 01...
Pagina 63
40 Warmwaterfunctie 01 / 03 Activeren bij WW-bereiding: (let op 01 = WW-voorrang Parameter 42) 01 = WW-parallel 02 = gedeeltelijke WW-voorrang 41 Warm water met 2 verwarming 00 / 02 42 WP-trappen voor warm water 00 / 09 43 Antilegionella 00 / 01 50 Minimale ontdooitijd (alleen voor WPL) 1 tot 20 min.
Draaischakelaar Stand schuifschakelaar S3 Schakelaar ON: SERVICE-stand Met de draaischakelaar kunnen de Overeenkomstige compressors (vooraf verschillende compressorsystemen bepaald door de instelling van de voorgeselecteerd worden. In de fabriek zijn draaischakelaar) worden telkens na een aantal overeenkomstig het type warmtepomp de seconden ingeschakeld.
7 Tabellen 7.1 Technische specificatie WPMW WPMS Netspanning 230 V - + 10 %, 50 Hz Opgenomen vermogen max.8 VA Isolatiesoort volgens EN 60529 IP 21 IP20 Isolatieklasse II volgens EN 60730 Schakelbordmontage volgens DIN 43700 uitsparing 138 x 92 Gangreserve van de timer, weekdag >10 uur...
7.2 Standaardinstellingen De warmtepompmanager is in de fabriek in de volgende standaardinstellingen voorgeprogrammeerd: Schakeltijden voor verwarmingscircuits 1 en 2 H1/H2 (daginstelling) maandag - vrijdag 6.00 – 22.00 zaterdag - zondag 7.00 – 23.00 Ruimtetemp. 1 / 2 Ruimtetemperatuur in daginstelling 20 °C Ruimtetemperatuur in nachtverlagingsfunctie 15 °C...
7.3 Verwarmings- en warmwaterprogramma’s In deze tabellen kunt u de door u geprogrammeerde afzonderlijke waarden invullen Verwarmingscircuit 1 Schakelperiode I Schakelperiode II Schakelperiode III ma. - vr. za. - zo. ma. - zo. Verwarmingscircuit 1 Schakelperiode I Schakelperiode II Schakelperiode III ma.