70
Quik-start
Bij de ingebruikname kan het functioneren van de warmtepompen gecontroleerd worden
door de quick-start van alle warmtepompen te activeren.
Bij het activeren van de parameter verschijnt rechts op de display de waarde 60. Door op de
PRG-toets te drukken wordt de quick-start geactiveerd: de verwarmingscircuitpomp voor
verwarmingscircuit 1 en de bronpomp worden ingeschakeld; de mengcircuit-, circulatie- en
tapwatercirculatiepomp worden niet ingeschakeld. De waarde 60 wordt zichtbaar op de
display tot 0 teruggebracht. Vervolgens worden de 1
Buffercirculatiepomp ingeschakeld. Op de aanduiding verschijnt 'LOS' en tevens knippert het
symbool 'schoorsteenveger'. Met tussenpozen van ca. 10 seconden worden alle compressors
successievelijk ingeschakeld. Daarna verschijnt er 'END' en het symbool 'schoorsteenveger'
knippert nog steeds. Alle ingeschakelde compressors en pompen worden door
installatiestatussymbolen aangeduid. Verlaat de functie door op de PRG-toets te drukken of
door het klepje te sluiten. De regelunit keert terug in de oorspronkelijke stand.
Deze functie is alleen mogelijk als er geen grenswaarden bereikt zijn.
71
Relaistest
Onder deze parameter kunnen door op de PRG-toets te drukken en vervolgens de
draaiknop te bedienen alle relais van de WPM afzonderlijk aangestuurd worden. Zo kan na
de installering gecontroleerd worden of de kabelaansluitingen van de pompen en het
mengventiel correct zijn.
Volgorde van de geschakelde relaisuitgangen:
01. Circulatiepomp
02. WP-Buffercirculatiepomp 1
03. WP-Buffercirculatiepomp 2
04. Tapwatercirculatiepomp
05. Verwarmingscircuitpomp
73
Storingslijst
Door op de PRG-toets te drukken wordt de 1
laatste 10 storingen in de installatie weergegeven. De meest recente storing heeft nummer 1. Links op
de display wordt het lopende storingsnummer aangegeven. In het midden het nummer van de IWS
(1...6) resp. 7 voor de mengmodule MSM en rechts de storingscode:
01
Storing brontemperatuur te laag
02
Verzamelstoring
04
Storing hoge druk/lage druk.
05
Storing vorstbeveiliger
06
Storing relais-aansturing
07
Storing relais-pegel
08
Storing draaischakelaar
10
Storing ventilatoraandrijving
11
Storing reset bouwsteen
12
Storing RAM
13
Storing ROM
36
compressor en de bijbehorende WP-
e
06. 2
verwarming (potentiaalvrij contact)
e
07. Mengventiel OPEN
08. Mengventiel DICHT
09. Mengcircuitpomp
10. Bronpomp
storingscode aangeduid. Op de storingslijst worden de
e
Voor het verhelpen van storingen: zie hfdst. 6 van de
montagevoorschriften: Maatregelen bij storingen.
Voorbeeld:
Doorlopend storingsnr.
00
00
ErrL
Nr. van de IWS
Storingscode