Draaischakelaar
Met de draaischakelaar kunnen de
verschillende compressorsystemen
voorgeselecteerd worden. In de fabriek zijn
overeenkomstig het type warmtepomp de
volgende instellingen gekozen:
Stand:
1
Een-compressor met persgasontdooiing
2
Twee-compressor van gelijke
compressorgrootte met persgasontdooiing
3
Twee-compressor van ongelijke
compressorgrootte met persgasontdooiing
9
Een-compressor met omkeerontdooiing
A Twee-compressor van gelijke
compressorgrootte met omkeerontdooiing
B Twee-compressor van ongelijke
compressorgrootte met omkeerontdooiing
Controleer of de draaischakelaar correct is
ingesteld.
DIP-schakelaars
Beide schakelaars dienen altijd in dezelfde
stand geschakeld te zijn. Als de warmtepomp
buiten staat opgesteld, dienen beide gesloten
te zijn. De ventilatorbewaking (ontluchting van
de behuizing vanwege het koelmiddel R 290)
wordt dan uit bedrijf genomen.
Let hierbij op de montagevoor-
schriften van de CV-warmtepomp
Schuifschakelaars
Schuifschakelaar S1 en S2 leggen de
bedrijfstoestand van de ventilator vast. De
ventilator is continu in bedrijf als de
compressor in werking is of wanneer er
sprake is van een hogedruk- resp.
lagedrukstoring of van een verzamelstoring. Bij
stilstand van de compressor is de ventilator in
bedrijf gedurende tijdsintervallen, die door de
stand van de schuifschakelaars volgens de
onderstaande tabel bepaald worden.
Schakelaar S1
Schakelaar S2
Schakelaar ON Schakelaar ON 25 seconden
Schakelaar ON Schakelaar OFF 55 seconden
Schakelaar OFF Schakelaar ON 95 seconden
Schakelaar OFF Schakelaar OFF
Stand schuifschakelaar S3
Schakelaar ON: SERVICE-stand
Overeenkomstige compressors (vooraf
bepaald door de instelling van de
draaischakelaar) worden telkens na een aantal
seconden ingeschakeld.
Stand schuifschakelaar S4
Schakelaar ON: "STAND-ALONE"-stand
Mocht de WPM defect zijn, dan kan in geval
van nood de warmtepomp in de "Stand-
Alone"-stand bedreven worden. In deze
bedrijfstoestand is er geen communicatie met
de warmtepompmanager WPM. Er wordt op
een vaste instelwaarde afgesteld: de
warmtepomp wordt bij 50 ° ingeschakeld en
bij 55 °C uitgeschakeld.
Lichtdioden
Rode LED: knippert of blijft branden:
Bij een eenmalig optreden van een
warmtepompstoring knippert de LED. De
installatie wordt uitgeschakeld. Treden er
binnen 20 bedrijfsuren meer dan 5 warmte-
pompstoringen op, dan blijft de rode LED
branden. De installatie wordt blijvend
uitgeschakeld.
In beide gevallen wordt de storing in de
storingslijst (parameter 73) van de WPM
opgenomen. Na het verhelpen van de storing
kan de installatie na 10 minuten weer in bedrijf
worden genomen; het LED-lampje gaat uit.
Om de storingen te wissen op de IWS dient
parameter 78 geselecteerd en de PRG-toets
ingedrukt te worden, waarna de IWS gereset
kan worden. De inwendige teller wordt
daarmee op nul gezet.
Warmtepompstoringen die door de LED
aangeduid worden: hogedruk-, lagedrukstoring,
verzamelstoring en hardware-storing op de
IWS (zie parameter 73)
Groene LED "midden": knippert tijdens
Looptijd
de initialisering en blijft na geslaagde
ventilatie
toekenning van het BUS-adres branden. Alleen
dan is er communicatie met de WPM.
Groene LED "rechts": brandt bij de
ingestelde "STAND-ALONE"-stand contin
Continu
Let hierbij op de montagevoor-
schriften van de CV-warmtepomp
continu u u u u .
contin
contin
contin
65