5.6 Maatregelen bij storingen
Storingen die in de installatie of in de warmtepomp optreden, worden op de display als
codenummer aangeduid. Onder de installatieparameters ingebruikname en Info Temp. . . . . kunnen
alle parameters afgelezen worden die voor een uitvoerige installatie-analyse nodig zijn. Om de
storing te kunnen lokaliseren dienen alle beschikbare parameters van de WPM geanalyseerd te
worden, voordat de schakelkast van de warmtepomp geopend wordt om toegang tot de IWS te
krijgen.
5.6.1 Storingsaanduiding op de display: specifieke warmtepomp- resp.
hardware-storing
Bij de opgesomde storingen gaat het om specifieke warmtepompstoringen, of om
hardware-storingen van de IWS. Op de storingslijst, parameter 73, worden de laatste
10 storingen weergegeven. De meest recente storing heeft nummer 1. Links op de display
wordt het lopende storingsnummer aangeduid. Rechts het nummer van de IWS (1...6) resp.
7 voor de MEM en de overeenkomstige storingscode.
Deze storingen worden in de storingslijst opgenomen. De installatie wordt uitgeschakeld. Na
het verhelpen van de storing verdwijnt na 5 min de aanduiding op de display. Treden er
binnen 5 bedrijfsuren 5 specifieke warmtepomp- of hardware-storingen op, dan wordt de
installatie blijvend uitgeschakeld. De warmtepomp kan alleen weer opgestart worden als de
storing verholpen en de IWS teruggezet is (parameter 78).
Parameter 73: aflezen van alle opgetreden storingen volgens storingslijst
01 STORING BRONTEMPERATUUR TE LAAG
De met parameter 24 gedefinieerde minimum brontemperatuur werd bereikt.
Verhelpen:
Parameter 24 (minimale brontemperatuur) controleren en eventueel wijzigen
Volumestroom controleren
Bronconfiguratie controleren
02 VERZAMELSTORING
De verzamelstoring van de IWS werd geactiveerd
Verhelpen:
Parameter 10 controleren
Volumestroom controleren
Bronconfiguratie controleren
Relais K1 en K2 controleren.
38