4 Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting dient overeenkomstig
het aansluitschema uitgevoerd te worden.
De voedingsspanning op klem L en de door het
nutsbedrijf geschakelde fase L' dienen via
dezelfde aardlekschakelaar gevoed te worden,
omdat ze in de WPM een gemeenschappelijke
middelleider hebben.
Er dient op gelet te worden, dat L en L'
gelijkfasig zijn.
De WPM moet via een extra voorziening met
een afstand van tenminste 3 mm alpolig resp.
m.b.v. een scheidingssysteem volgens de
geldende installatievoorschriften van het net
gescheiden kunnen worden. Hierbij kunnen
beveiligingen, schakelaars, zekeringen etc. ingezet
worden.
Voor de montage dient de
verwarmingsinstallatie alpolig van het net
gescheiden te worden.
4.1 Elektrische leidingen
De kabeldoorvoeren op de wandbehuizing zijn
geschikt voor vaste en flexibele leidingen met
een uitwendige diameter van 6 mm tot 12mm.
BUS-leiding: J-Y (St) 2 x 2 x 0,8
Alle leidingen dienen direct onder de
wandbehuizing met de voorgeschreven
trekontlastingen aan de wand bevestigd te
worden.
De bijgevoegde rode spieën dienen voor de
bevestiging van de leidingen in de behuizing.
Er dient op gelet te worden, dat de
BUS-leiding, de netaansluitleiding en de
voelerleidingen gescheiden van elkaar
aangebracht worden.
4.2 Zekeringen
In de wandbehuizing en in de WPM is niet in
zekeringen voor de aangesloten verbruikers
voorzien.
Via aansluiting L* resp. pompen L kan er een
zekering voor de aangesloten verbruikers
ingebouwd worden (zie aansluitschema
Warmtepomp).
4.3 Netaansluiting
Bij de aansluiting van de netspanning dienen
de voorschriften voor de aansluiting van de
aardgeleider opgevolgd te worden. De net- en
de laagspanning zijn gescheiden in de
wandbehuizing aangebracht.
4.4 Temperatuurvoeler
De bij de WPM behorende voelers hebben
allemaal dezelfde temperatuur/weerstands-
waarden overeenkomstig de volgende tabel:
Temperatuur in °C
-20
-10
0
10
20
25
30
40
50
60
70
80
90
100
De montage van de temperatuurvoelers is van
beslissende invloed op het functioneren van
de verwarmingsinstallatie. Daarom dient er in
ieder geval op de volgende punten gelet te
worden:
- Correcte aansluiting van de voelers
(aanlegvoelers alleen op rechte
pijpgedeelten aanbrengen).
- Warmtegeleidingspasta op het gehele vlak
aanbrengen
- Aanlegvoelers goed isoleren
- Voelerleidingen trek-ontlasten
Of de koppeling en verbinding met de
manager correct is, kan onder
installatieparameter Info. Temp. door opvraging
van de bijbehorende temperatuurwaarde
gecontroleerd worden.
Weerstand in W
1367
1495
1630
1772
1922
2000
2080
2245
2417
2597
2785
2980
3182
3392
23