5 Ingebruikname
WPF-M ; WPL 13/18/23
Als alle voor het bedrijf noodzakelijke
verwarmingscomponenten zijn aangesloten en
de elektrische aansluitingen gerealiseerd zijn,
kan de installatie in bedrijf worden genomen.
Omdat een warmtepompinstallatie uit veel
verschillende componenten kan bestaan, is
een gedegen kennis omtrent het functioneren
van de installatie absoluut vereist.
5.1 BUS-initialisering
Als de BUS-leiding wordt aangesloten, wordt
niet alleen de elektrische verbinding voor de
communicatie van de installatie tot stand
gebracht. Bij de ingebruikname wordt dan
tevens een specifiek toesteladres voor de
aansturing van de warmtepompen toegekend.
Sluit de BUS-leiding pas bij de
ingebruikname aan
Bij de aansluiting van de BUS-leiding dient men
beslist de onderstaande volgorde aan te
houden:
– Netspanning van de afzonderlijke
warmtepompen aanbrengen
– Netspanning van de WPM aanbrengen
– Netspanning van de MSM aanbrengen
(indien aanwezig)
– Om te voorkomen dat de warmtepomp
tijdens de initialisering ongecontroleerd
wordt opgestart, zet u de installatie in de
"stand-by"-stand
– Vraag parameter 77 onder
installatieparameter ingebruikname op. Elk
weekdagcijfer (1 t/m 7) dat verschijnt,
symboliseert een aangesloten IWS. In de
weekdagaanduiding mag nu nog geen cijfer
verschijnen.
Indien er een MSM aanwezig is, dient deze
als eerste toestel via de BUS-leiding aan
de WPM gekoppeld te worden. Is er
gekoppeld, dan moet na max. 2 min op de
display van de WPM het cijfer 7 op de
weekdagaanduiding verschijnen. De
communicatie tussen de beide toestellen
is tot stand gebracht.
28
– Sluit de BUS-leiding op de afzonderlijke
warmtepompen aan. Als dit is gebeurd,
wordt aan de onder spanning staande
warmtepomp een adres toegekend.
Hierdoor kan de warmtepomp door de
WPM aangestuurd worden.
– Controleer de BUS-communicatie onder
parameter 77 installatie-analyse.
Na elke BUS-leidingaansluiting moet er na
max. 2 min. nog een weekdagcijfer op de
display verschijnen. Uiteindelijk moet het
aantal cijfers op de display identiek zijn aan het
aantal van de IWS.
Warmtepompmodule
In de schakelkast van elke warmtepomp is
plaats voor de aansluiting van twee drie-
aderige BUS leidingen, met andere woorden:
de BUS leiding tussen twee warmtepompen
worden parallel geschakeld.
Om de modules te kunnen gebruiken,
dient de draaischakelaar op de IWS
altijd in positie 9 te staan.
Noodzakelijke volgorde bij de
installatie van warmtepompen
Warmtepompen die voor de
warmwaterbereiding bestemd zijn, dienen het
eerst geïnitialiseerd te worden. De resterende
warmtepompen kunnen dan in willekeurige
volgorde worden aangesloten.
Voordat de WPM onder spanning
wordt gezet, dienen alle noodzakelijke
voelers aangesloten te zijn. Naderhand
aangesloten voelers worden door de WPM
niet herkend.
Voorbeeld: Als de warmwatervoeler bij de
eerste ingebruikname niet is aangesloten,
worden de installatieparameters
warmwatertemp. en warmwaterprogr.
overgeslagen. De waarden kunnen daardoor
niet geprogrammeerd worden.