24
Verzorging en onderhoud
Het apparaat kan gecontamineerd zijn.
Voor de reiniging de netstekker uittrekken.
Uit veiligheidsoverwegingen moeten bij het reinigen van apparaten voor de bloedverwerking handschoenen
en een ademmasker worden gedragen.
Voordat een andere als de door de fabrikant aanbevolen reinigings- of decontaminatiemethode wordt
toegepast, moet de gebruiker er zich bij de fabrikant van verzekeren, dat de voorziene methode het
apparaat niet beschadigt.
Centrifuges, rotoren en accessoires mogen niet in vaatwasmachines worden gereinigd.
Er mag alleen een handmatige reiniging en een vloeibare desinfectie worden uitgevoerd.
De watertemperatuur moet 20 – 25°C bedragen.
Er mogen alleen reinigings- of desinfecteermiddelen worden gebruikt, die:
binnen een pH-bereik van 5 - 8 liggen,
geen bijtende logen, peroxiden, chloorverbindingen, zuren en logen bevatten.
Om corrosieverschijnselen door reinigings- of desinfectiemiddelen te vermijden moeten de speciale
toepassingsvoorschriften van de fabrikant van het reinigings- of desinfectiemiddel absoluut in acht worden
genomen.
Bepaalde conserveringsmiddelen in azidevrije fysiologische zoutoplossingen kunnen bij langdurige inwerking de
kunststofdelen in het apparaat beschadigen. Regelmatige reiniging voorkomt zoutafzettingen en verlengt de
levensduur van deze delen.
24.1
Centrifuge
Het volgende moet dagelijks worden gedaan:
De slangen en hun aansluitingen controleren. De slangen mogen niet geknikt of verstopt zijn en moeten
goed zijn vastgemaakt. De gebruikte zoutoplossing moet ongehinderd in de afvoerslang kunnen stromen.
De centrifugeerruimte moet schoon en vrij van gedroogde zoutkristallen en andere afzettingen zijn. De
centrifugeertrommel, de afvoergoot en de dichtingsring met een vochtige doek of spons reinigen. De
afvoergoot en de dichtingsring kunnen voor het reinigen uit de centrifugeertrommel worden verwijderd, zie
hoofdstuk "Het verwijderen van de afvoergoot".
Het vulvolume van de fysiologische zoutoplossing controleren (zie hoofdstuk "Vulvolumeregeling").
Het systeem moet met gedestilleerd water worden doorgespoeld om de vorming van zoutkristallen te
vermijden, hoofdstuk "Systeem met reinigingsprogramma (Clean Program) spoelen".
Het is belangrijk dat de slangen schoon worden gehouden en dat zij vrij zijn van gedroogde zoutkristallen en
andere afzettingen.
Het systeem moet regelmatig worden gereinigd, zie hoofdstuk "Systeem met reinigingoplossing reinigen". Het
wordt aanbevolen de reiniging minstens een keer per week door te voeren.
De behuizing van de centrifuge en de centrifugeruimte regelmatig reinigen en zo nodig met zeep of een mild
reinigingsmiddel en een vochtige doek reinigen. Dit komt de hygiëne ten goede en het verhindert corrosie door
vastklevend vuil.
Bestanddelen van geschikte reinigingsmiddelen:
zeep, anionische oppervlakteactieve stoffen, niet-ionische oppervlakteactieve stoffen.
Na het gebruik van reinigingsmiddelen moeten de resten van het reinigingsmiddel worden verwijderd door na te
vegen met een vochtige doek.
De oppervlakken moeten onmiddellijk na de reiniging worden gedroogd.
De rubberdichting van de centrifugeruimte na elke reiniging licht inwrijven met talkpoeder of een rubber-
onderhoudsmiddel.
Oppervlaktedesinfectie:
Komt er infectueus materiaal in de centrifugeruimte terecht, dan moet deze onmiddellijk worden
gedesinfecteerd.
Bestanddelen van geschikte desinfecteermiddelen:
ethanol, n-propanol, isopropanol, glutardialdehyde, quaternaire ammoniumverbindingen.
Na het gebruik van desinfecteermiddelen moeten de resten van het desinfecteermiddel worden verwijderd
door na te vegen met een vochtige doek.
De oppervlakken moeten onmiddellijk na de desinfectie worden gedroogd.
NL
31/126