voor automatisch achteruit is
geactiveerd bij de laatste
uitschakeling.
•
Als er geen horizontale
positieaanpassing wordt
uitgevoerd nadat de automatische
achteruitrijfunctie is geactiveerd
om gemakkelijk te kunnen
verlaten, zal de stoel automatisch
vooruit bewegen nadat het
bestuurdersportier is gesloten.
•
Instellingen
•
Om de automatische
bestuurdersstoel in of uit te
schakelen, gaat u naar het
infotainment-touchscreen
Vehicle (Auto) → Comfortable
Use (Comfortabel gebruik).
Verwarmings- en ventilatiesystemen
De voorstoelen zijn uitgerust met
stoelverwarming en ventilatiesystemen.
Om de systemen in of uit te schakelen,
schuift u de bovenste statusbalk op het
infotainment-touchscreen omlaag om de
snelkoppelingspagina weer te geven of
gaat u naar de bedieningsinterface van
de airconditioning.
Aanpassing van de verwarming
•
Stoelverwarming: Tik op het
infotainment-touchscreen op de
stoelverwarmingsregelaar om de
stoelverwarming in te stellen op
niveau 1 (laag) of 2 (hoog).
•
Wanneer de auto net is
ingeschakeld, wordt de
bestuurdersstoel automatisch
ingesteld op de stand (uit, 1 of 2)
van de laatste keer dat de auto is
uitgeschakeld. De verwarmingen
van de passagiersstoel zijn
standaard uitgeschakeld.
•
Als de verwarmingen uit zijn nadat
de auto is ingeschakeld, tikt u
eenmaal op de bediening op het
touchscreen om het
•
•
Afstelling ventilatie
•
Stoelventilatie: Tik op het
infotainment-touchscreen op de
ventilatieregeling van de stoel om de
stoelventilatoren in te stellen op
niveau 1 (laag) of 2 (hoog).
•
→
•
•
•
Ventilatie- en verwarmingsfuncties
kunnen niet tegelijkertijd worden
ingeschakeld.
•
Druk op de ventilatieschakelaar om de
ventilator te laten werken; als de
verwarmingsschakelaar dan wordt
ingedrukt, stopt de ventilator en
begint de verwarming te werken.
•
Druk op de verwarmingsschakelaar
om de verwarming te laten werken;
als de ventilatieschakelaar dan wordt
verwarmingsniveau in te stellen op
2 (hoog).
Tik nogmaals om het
verwarmingsniveau op
1 (laag) in te stellen.
Tik een derde keer om de
stoelverwarming uit te schakelen.
Wanneer de auto net is
ingeschakeld, wordt de
bestuurdersstoel automatisch
ingesteld op de stand (uit, 1 of 2)
van de laatste keer dat de auto is
uitgeschakeld. De ventilatoren van
de passagiersstoel zijn standaard
uitgeschakeld.
Als de ventilatoren zijn
uitgeschakeld nadat de
auto is ingeschakeld, tikt u
eenmaal op de knop op het
touchscreen om het
ventilatieniveau op 2 (hoog) in te
stellen.
Tik een tweede keer om het
ventilatieniveau op 1 (laag) in te
stellen.
Tik een derde keer om de
beademingsapparaten van
de stoel uit te schakelen.
03
69