Veiligheidsaanwijzingen
3.3.3
Veiligheids- en beschermingsinrichtingen
Dit hoofdstuk laat de plaatsing zien van veiligheidsinrichtingen die correct zijn gemonteerd en zich in
de beschermstand bevinden.
Alle veiligheids- en beschermingsinrichtingen regelmatig, maar minstens één keer per dag controleren
op uitwendig zichtbare schade en deugdelijke werking.
Foutieve of gedemonteerde veiligheidsinrichtingen en afschermingen kunnen tot gevaarlijke situaties
leiden.
WAARSCHUWING
Fig. 37
(1)
Achterklep
(2)
Zijbescherming doseerwalsenaandrijving
(3)
Onderrijbeveiliging (speciale uitrusting)
(4)
Beschermkappen van de aandrijving in de
loop van de aandrijfas voor de
doseerwalsen
52
Gevaren door beknellen, grijpen, opwikkelen, naar binnen
trekken en vangen door aangedreven, onbeschermde
aandrijfelementen!
Deze gevaren kunnen zeer ernstig letsel veroorzaken, met name
aan handen en vingers.
•
Neem de machine alleen met volledig gemonteerde en
deugdelijk werkende veiligheidsinrichtingen in gebruik.
•
Vervang defecte veiligheidsinrichtingen onmiddellijk door
nieuwe.
(5)
(6)
Aperion 2101, Aperion 2401, Aperion 3401 05.18
Beschermkap onderaan de aandrijfas voor
de doseerwalsen
Bescherming van de aftakas