Uitgangsvariabelen
Status tijdvoorwaarde
Gew. waarde (1 – 2)
Teller min. tijd
Teller blokk.tijd
Effectief Tijdvenster
Tijdvenster
• Bij vrijgave UIT zijn de status tijdvoorwaarde, het effectieve tijdvenster en het tijdvenster
eveneens UIT.
• Gewenste waarde (1 -2):
• Werd het „Aantal gew. waardes" op 0 gezet, dan worden beide gewenste waardes met 0
uitgegeven.
• Zijn er gewenste waardes voor het actuele tijdvenster gedefinieerd, dan worden deze
waardes gedurende het tijdvenster uitgegeven. Buiten het tijdvenster worden de parame-
terwaardes „Gew. waarde (1 – 2) als tijdprogr. = uit" uitgegeven.
• Indien er geen gewenste waardes binnen het actuele tijdvenster gedefinieerd zijn, dan
wordt altijd de parameterwaarde „Gewe. waarde (1 - 2) als tijdprogr. = uit" uitgegeven.
• Gedurende de blokkadetijd wordt de waarde „Gew. waarde (1 – 2) als tijdprogr. = uit" uit-
gegeven, ook als het tijdvenster actief is.
• Bij vrijgave UIT worden de ingangsvariabelen „Gew. waarde (1 – 2) (vrijgave = UIT)" uitge-
geven.
• Overlappen meerdere tijdvensters zich met verschillende gewenste waardes, dan wordt
de hoogste waarde hiervan overgenomen.
Status van de schakelklok AAN/UIT met inachtneming van de ver-
vroegde inschakel- en vertraagde uitschakeltijden en van de blokka-
defunctie.
Uitgave van de actuele gewenste waardes 1 cq. 2
Weergave van de verstreken minimale tijd voor de blokkadefunctie
Weergave van de verstreken blokkadetijd
Status AAN, indien het tijdvenster optreedt, ook indien de blokkade-
functie de status tijdvoorwaarde op UIT zet.
Vervroegde inschakel- en vertraagde uitschakeltijden verlengen de
status tijdvoorwaarde, daarom staat ook in deze tijdsbestekken het
„Effectief tijdvenster" op status AAN.
Zoals „Effectief tijdvenster", echter zonder inachtneming van ver-
vroegde inschakel- en vertraagde uitschakeltijden.
129