➢ Naar wens kunnen wij de milieuvriendelijke verwerking van apparaten, welke door Technische Alternative zijn geproduceerd, overnemen. ➢ Verpakkingsmateriaal dient milieuvriendelijk te worden afgevoerd. ➢ Een niet correcte recycling kan grote schade toebrengen aan het milieu omdat een...
De kabelinvoeringen voor de 230V voedings- en aansluitkabels bevinden zich aan de onderzijde, de laagspannings-kabelinvoeringen aan de bovenzijde. • Inbouw met klemmenplaat UVR16x2 S Deze montagewijze is voor de inbouw in een regelkast geschikt. De klemmenplaat kan via 4 bevestigingspunten of op een DIN-rail (montagerail TS35 volgens EN 50022) worden gemonteerd.
Openen van de console LET OP! Voor het openen van de console altijd de netstekker uittrekken! Bovenste klep openen. Weergave met geopend deksel Programmeerstift Met twee grote schroevendraaiers de beide borglippen indrukken (pijlen in de schets links) en het apparaat uit de console trekken.
Sensormontage De correcte positionering en montage der sensor is voor het correct functioneren van het systeem van groot belang. Evenzo dient erop te worden gelet, dat deze volledig in de Dompelbuizen zijn ingeschoven. De meegeleverde wartels dienen als bescherming tegen uittrekken. In de dompelbuizen mag bij het gebruik in de open lucht geen water binnendringer (bevriezingsgevaar).
Warmwatersensor: Bij het gebruik van de regeling in systemen voor het maken van warmwater middels externe warmtewisselaar en toerengeregelde pomp (tapwaterstation) is een snelle reactie op wijzigingen van de waterstroom uiterst belangrijk. Daarom dient de warmwatersensor direct aan de Uitgang van de warmtewisselaar te worden geplaatst. Middels een T-stuk dient de, met een O-ring afgedichte, ultrasnelle sensor (accessoire, type MSP...) in de Uitgang te steken.
Klemmenhulp Iedere regelaar beschikt over een plaat met de klemmenaanduiding, welke tussen het laagspannings- en de 230V-klemmen wordt ingeklemd. Na het beëindigen van de elektrische aansluiting kan deze plaat in de regelaar achtergelaten of ook verwijderd worden. Weergave met het geplaatste klemmenoverzicht:...
Totaalaanzicht van de klemmen massaklem sensoren schakeluitgangen L..Voeding (fase) N..Nulaansluiting PE..Aarde-aansluiting Triac-uitgang C..„Root“ NO..Maakcontact NC..Verbreekcontact Relaisuitgang maakcontact (NO) Relaisuitgang maak- + verbreekcontact (NO + NC) Let op: De uitgang A5 is potentiaalvrij – dus niet met de netspanning verbonden.
Sensorkabels Klemmenoverzicht sensoren massaklem sensoren De aansluiting van de sensoren geschiedt altijd tussen de betreffende sensoraansluiting (S1 – S16) en de sensormassa (GND). Er bevindt zich in de console bovenin een massalijst, waarmee een verbinding naar de klem GND gemaakt is. Om schommelingen in meetwaardes te vermijden is voor een storingsvrije signaaloverdracht erop te letten, dat de sensorkabels niet aan externe negatieve invloeden door 230V-kabels onderhevig zijn.
(zoals bij de CAN-Bus) is niet mogelijk. Door het relatief hoge stroomverbruik van de sensoren moet op de „Buslast“worden gelet: De regelaar UVR16x2 levert de maximale buslast van 100%. De buslasten van de elektronische sensoren worden in de technische gegevens van de betreffende sensoren opgegeven.
CAN-Busnetwerk Klemmenoverzicht CAN-Busleiding massaklem sensoren Richtlijnen voor de opbouw van een CAN-Netwerk Technische basisprincipes De CAN-Bus bestaat uit de verbindingen CAN-High, CAN-Low, GND en een +12V voeding voor Buscomponenten, welke niet over een eigen voeding beschikken. De totale last van alle apparaten met 12V- en 24V-voeding mag gezamenlijk niet meer als 6 Watt bedragen.
Voorbeelden: CAN-Bus-overspanningsbeveiliging CAN-UES van Technische Alternative Gasontladingsafleider voor indirecte aarding EPCOS N81-A90X Voorbeelden van verschillende netwerkvarianten Symboolverklaring: … apparaat met eigener voeding (UVR16x2, UVR1611K, UVR1611S, UVR1611E) … apparaat versorgt zich über den Bus (CAN I/O, CAN-MT, …) … CAN-Bus converter (CAN-BC2) … getermineerd (eindapparaat) …...
Pagina 18
Netwerk (over meerdere gebouwen) zonder CAN-Busconverter CAN-BC2: optionee optioneel indirecte aarding indirecte aarding optioneel Max. kabellengte: 1.000m bij 50 kbit/s De afscherming dient aan iedere netwerkknoop te worden doorverbonden en op één punt te worden geaard, bij voorkeur in het midden van de leiding. Het is aan te bevelen het scherm in de andere gebouwen middels een gasontladingsafleider indirect te aarden.
0,75 Busrate In het menu CAN-Bus / CAN-instellingen van de UVR16x2 kan de busrate tussen 5 en 500 kbit/s worden ingesteld, waarbij bij lagere busrates langere kabellengtes mogelijk zijn. Er dient dan echter wel voor een grotere kabeldiameter te worden gekozen.
Pagina 20
Bekabeling Een CAN-Busnetwerk mag nooit stervormig uit elkaar lopend opgebouwd worden. De correcte opbouw bestaat uit een kabelstrang van het eerste apparaat (met afsluiting) naar de tweede en verder naar de derde enz. Het laatste busapparaat krijgt weer de brug ter busafsluiting. FOUT CORRECT Voorbeeld: Verbinden van drie netwerkknopen (NK) met een 2x2 polige kabel en termineren van de...
Pagina 21
Kortsluitleidingen Om toegestane lange kortsluitleidingen te kunnen maken wordt een CAN-Busconverter gebruikt. Hierdoor wordt de kortsluitleiding van het andere CAN-Busnetwerk ontkoppeld en kan als zelfstandig CAN-Busnetwerk worden beschouwd. zelfstandig CAN- Busnetwerk Fabriekstesten hebben uitgewezen: 1) Stervormige aftakkingen van maximaal 10 meter veroorzaken geen beïnvloeding van de overdracht.
Voeding 24V= Voor de voeding van externe apparaten met 24V= staat deze Uitgang ter beschikking. De totale last van alle apparaten met 12V- en 24V-voeding mag gezamenlijk niet meer als 6 Watt bedragen. Aansluiting op de klemmen +24V en sensormassa (GND). massaklem sensoren Uitgangen Klemmenoverzicht uitgangen...
Aansluiting hulprelais Voorbeeld: Aansluiting HIREL-PF voor uitgangen 12 en 13 Aansluiting HIREL-230V voor uitgangen 14 en 15 De uitgangen A12 – A15 dienen als schakeluitgang te worden ingesteld. massaklem sensoren Boring Zekering 6,3A F HIREL-230V HIREL-PF 230V 50Hz De netaansluiting (L, N) wordt via de klemmen van de relaismodule naar de regeling doorgelust.
Schakelschema HIREL-230V Relais 1: Ö1... Verbreekcontact NC S1... Maakcontact NO W/L... „Root“ C Relais 2: Ö2... Verbreekcontact NC S2... Maakcontact NO W/L... „Root“ C De beide relaisuitgangen worden door de zekeringen op de relaismodule afgezekerd. De klem „W“ betekent daarom de fase „L“. Wordt de zekering verwijderd, dan zijn de beide uitgangen potentiaalvrij, waarbij deze echter via de root „W“...
Leveromvang UVR16x2K: apparaat met console en klemmenplaat voor wandmontage, bevestigingsmateriaal, trekontlastingen, bedrijfshandleiding UVR16x2S: apparaat met klemmenplaat voor inbouw, bedrijfshandleiding. Hulp bij storingen Geen beeld wijst op een spanningsuitval. Daarom dient eerste de zekering (6,3A traag) te worden gecontroleerd, welke het apparaat en de uitgangen (pompen, kleppen, …) voor kortsluiting en in combinatie met de geïntegreerde overspanningsbeveiliging voor overspanning beschermd.
Het actuele standaardtype van Technische Alternative is PT1000. Tot 2010/2011 was het standaardtype KTY (2kΩ). Handmatig schakelen van een uitgang niet mogelijk: ...
Vermogensopname Vermogensopname efficiëntie max. [W] typ. [W] max. [W] UVR16x2 max. 8 max. 5 2,54 / 4,07 3,0 / 4,5 Definities conform publicatie van de Europese Unie C 207 d.d. 3.7.2014 De bepaalde indeling is gebaseerd op het optimale gebruik, evenals het correcte gebruik van producten.
EU-conformiteitsverklaring Document-nr. / Datum: TA17026 / 02.02.2017 Fabrikant: Technische Alternative RT GmbH Vestigingslocatie: A- 3872 Amaliendorf, Langestraße 124 De gehele verantwoording voor de weergave van deze conformiteitsverklaring wordt door de fabrikant gedragen. Productomschrijving: UVR16x2K-D, UVR16x2S-D, UVR16x2E-DE-D, UVR16x2E-DE-D-I, UVR16x2E- NP-D, UVR16x2E-NP-D-I...
Opmerking: De volgende garantiebepalingen beperken het wettelijke recht op garantie niet, maar vullen uw rechten als consument aan. 1. De firma Technische Alternative RT GmbH geeft twee jaar garantie vanaf verkoopsdatum aan de eindgebruiker op alle door haar verkochte apparaten en onderdelen. Defecten dienen onverwijld na vaststelling en binnen de garantietermijn te worden gemeld.