5 Bediening
[Voorbeeld van MX2]
Schuifmodus (Va/Fix)
M1
M2
M3
40
000
Va
,
Variabel
Max
Max
25
25
000
000
, ,
-1
min
A
W
M1
M2
M3
40
000
Va
,
Variabel
Max
Max
25
25
000
000
, ,
-1
min
A
W
M1
M2
M3
40 000
Va
Variabel
25
Slide mode
Slide mode
Schuifmodus
Variabel
A
M1
M2
M3
Fix
vast
40
40
000
000
, ,
-1
min
A
W
5–16 Micromotor
De schuifmodus van de micromotor instellen (NBX/NLX
plus/NLX nano/MX2/MCX)
Wanneer de micromotor uit de instrumenthouder wordt gepakt, wordt het scherm
van de micromotor weergegeven.
Het geheugen kan worden geselecteerd uit vier geheugens (M1 tot M4).
User A
De geheugens kunnen worden gewisseld door op het geheugentabblad te
M4
drukken.
11 1 : :
De schuifmodus kan worden geselecteerd uit Va en Fix.
Va (variabel)
Door de maximale rotatie in te stellen en het voetregelaarpedaal naar links of
rechts te schuiven, kan de rotatie worden aangepast binnen het bereik van de
maximale rotatie.
De rotatie wordt verminderd door naar links te schuiven en wordt verhoogd door
naar rechts te schuiven.
De rotatie kan worden afgesteld op de maximale rotatie door op het pedaal te
trappen.
Fix (vast)
De rotatiewaarde kan worden aangepast aan de instelling door de mate van step-
in, ongeacht de stand van het voetregelaarpedaal.
User A
1. Haal de micromotor uit de instrumentenhouder.
M4
11 1 : :
2. Druk op de schuifmodus
weer te geven.
3. Selecteer een schuifmodus.
User A
M4
4. Sla de selectie op door op
11 1 : :
Het scherm van de micromotor wordt weergegeven.
AUTO
Rev
De instellingen van de schuifmodus worden opgeslagen in de begintoestand na
3.0
Fix
Ncm
het inschakelen.
vast
OK
OK
* Om de instellingswijziging te annuleren, drukt u op
drukken.
User A
M4
11 1 : :
om het instelscherm van de schuifmodus
109
te drukken.
zonder op
te