Pulsoxymetergegevens beheren
7. Kolomkopteksten voor gegevens: de feitelijke kolomkoppen staan in de laatste
rij van de kolomkopregel.
8. Patiëntgegevens: in de grafiek worden van links naar rechts de patiëntgegevens
gepresenteerd.
- De tijd waarop de patiëntgegevens zijn geregistreerd.
- Huidige %SpO
- Huidige pulsfrequentie (BPM (slagen/min)).
- Huidige pulsamplitude (PA).
- Functioneringsstatus van de pulsoxymeter.
a. Tijd: in de kolom Tijd wordt de waarde van de real-time klok aangegeven.
b. Patiëntgegevens: direct onder de koppen worden de parameterwaarden
aangegeven. In dit voorbeeld is het %SpO
190 slagen per minuut. Het sterretje (*) naast de waarde van 190 geeft aan dat deze
waarde buiten de alarmgrenzen voor de pulsfrequentie valt die worden aangegeven
in de bovenste rij. Als er geen gegevens voor een parameter beschikbaar zijn, worden
drie streepjes [- - -] weergegeven. PA geeft de waarde voor de pulsamplitude aan.
Deze waarde kan lopen van 0 tot 254. Er zijn geen alarmparameters voor deze waarde.
U kunt deze trendgegevens gebruiken als indicatie voor een wijziging van het
pulsvolume, de relatieve kracht van de pulsatie of de circulatie.
Opmerking:
Bij een sensordisconnectie, worden drie streepjes (- - -) weergegeven in de sectie
patiëntgegevens van de display of afdruk.
c. Functioneringsstatus: de Status-kolom geeft de alarmcondities en de
functioneringsstatus van de pulsoxymeter aan. In dit voorbeeld geeft "PH" (Puls
Hoog) aan dat de alarmbovengrens voor de pulsfrequentie is overschreden. In de
kolom Status kunnen maximaal vier codes tegelijk worden weergegeven.
92
Afbeelding 80. Plaats van kolomkopteksten voor gegevens
-waarde.
2
Afbeelding 81. Plaats van tijdstempel
Afbeelding 82. Plaats van patiëntgegevens
100 en bedraagt de pulsfrequentie
2
Gebruiksaanwijzing