Pulsoxymetergegevens beheren
3. Druk op de softtoets WRGAVE.
4. Druk op een van de trend-softtoetsen (DUBBEL, SpO
(histogram) of AMP (amplitude) wilt selecteren, drukt u op de softtoets VOLGND
en vervolgens op de softtoets HIST of AMP.
5. Druk op de softtoets ZOOM. Het menu Zoom wordt weergegeven.
6. Druk op de softtoets TIJD om de weergegeven trendtijdschaal te doorlopen
totdat u het gewenste interval hebt bereikt. Met de softtoets TIJD doorloopt u
intervallen van 48, 36, 12, 8, 4, 2 en 1 uur, en vervolgens intervallen van 30 minuten,
15 minuten, 40 seconden en 20 seconden.
Afbeelding 53. Pulsfrequentie-trendgegevensscherm, trend van 1 uur
Opmerking:
De trendschermen van 20 en 40 seconden zijn in tabelvorm. Het scherm dat hieronder wordt
weergegeven begint in de normale responsmodus (linkerkant); vervolgens wordt
overgeschakeld naar de snelle responsmodus.
7. Druk op de softtoets SCHAAL om de gewenste trendamplitudeschaal te
selecteren. Met de softtoets SCHAAL doorloopt u de weergegeven
trendamplitudeschaal. U doorloopt de schaalwaarden vanaf ±5 punten,
±10 punten, ±15 punten, ±20 punten, ±25 punten, ±30 punten, ±35 punten,
±40 punten en ±50 punten boven en onder het gegevenspunt bij de cursor.
De standaardinstelling voor de verticale schaal van de grafische trends voor
de saturatie is 10 tot 100 als er geen gegevens onder de cursor staan.
De standaardinstelling voor de verticale schaal van de grafische trends voor
de polsslag is 5 tot 250 als er geen gegevens onder de cursor staan.
8. Druk op de softtoets AUTO om de gewenste vooraf ingestelde gegevenspunt-
amplitude te selecteren. Als u op de softtoets AUTO drukt, wordt de amplitude
van de grafische trendgegevens automatisch ingesteld. De maximale
trendgegevenspuntwaarde wordt afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud
van tien, dat boven aan de grafiek wordt weergegeven. De minimale
74
Afbeelding 54. Trendgegevenshistorie, met schaalaanpassing
of POLS). Als u HIST
2
Gebruiksaanwijzing