De pulsoxymeter gebruiken
3.
INST
-menu: gebruik deze softtoets om de weergaveopties van de pulsoxymeter,
de instellingen van de sensor, de instellingen van de klok en de taalweergaveopties
te configureren. Met dit menu configureert u tevens de communicatiepoort, de
verplegingoproepfunctie en het analoge besturingsvoltage.
4.
-menu: laat de achtergrondverlichting branden, regel de helderheid, of
LICHT
schakel de achtergrondverlichting uit.
Menu GRENZN
-softtoets: gebruik deze softtoets pas nadat u het NEO-scherm of het
1.
SELECT
VOLW-scherm met de benodigde softtoets hebt gekozen. Gebruik vervolgens
de KIEZEN-softtoets om door de grensinstellingsoptie te bladeren totdat u de
grenswaarde die u wilt wijzigen hebt bereikt.
-softtoets: gebruik deze softtoets om de boven- en ondergrens voor neonaten
2.
NEO
in te stellen. Gebruik de KIEZEN-softtoets om door de grensinstellingsoptie te
bladeren totdat u de limietwaarde die u wilt wijzigen hebt bereikt. Wijzig de waarde
door op de OMHOOG- of OMLAAG-toets onder de ALARMONDERDRUKKING-toets
op het pulsoxymeterpaneel te drukken totdat u de gewenste waarde hebt bereikt.
Deze instelling blijft slechts geldig tot de volgende aan/uit-cyclus. Decimaaltekens
aan de rechterkant van de weergegeven waarden geven aan dat deze grenzen zijn
gewijzigd ten opzichte van de standaardwaarden bij inschakelen. Zie De
standaardfabrieksinstellingen Instellingen op pagina 57.
a. Boven- en onder SpO
en de ondergrens 85%. Wanneer de saturatie van de patiënt deze alarmgrenzen
overschrijdt, hoort u een alarm.
b. SatSeconds-alarmmanagement: voor neonaten is de standaard SatSeconds-waarde
UIT. Zie De SatSeconds™-alarmmanagementfunctie gebruiken op pagina 66.
c. OxiMax SPD™ Alert (SPD)-Functie: deze optie is niet beschikbaar voor neonaten.
Zie De functie OxiMax SPD™ Alert gebruiken op pagina 62.
d. Boven- en ondergrenzen voor pulsfrequentie: voor neonaten is de
standaardbovengrens 190 slagen/min en de ondergrens 90 slagen/min. Wanneer
de pulsfrequentie van de patiënt deze alarmgrenzen overschrijdt, hoort u een alarm.
e. Pulsfrequentievertraging alarmmanagement: voor neonaten is de standaard
pulsfrequentievertraging UIT, maar deze kan worden ingesteld op een
pulsfrequentiealarmvertraging van vijf (5) of tien (10) seconden. Raadpleeg
Pulsfrequentievertraging alarmmanagementfunctie gebruiken op pagina 65.
50
Afbeelding 30. Opties van het menu Grenzn voor neonaten
-grenzen: voor neonaten is de standaardbovengrens 95%
2
Gebruikershandleiding