7
Kalibratie
7.1
Inleiding
7.2
De kalibratieroutine
86
Kalibratie
De UL1000 und UL1000 Fab kan op twee manieren gekalibreerd worden:
•
Interne kalibratie door het interne testlek.
•
Externe kalibratie met behulp van een extra testlek dat bij de inlaat of bij het
testitem aangesloten wordt.
Tijdens de kalibratieprocedure wordt de massaspectrometer afgesteld op een
maximaal heliumsignaal en dit signaal heeft dan betrekking op de bekende leksnel-
heid van het interne of externe testlek. Hoewel de UL1000 und UL1000 Fab zeer
stabiel is, wordt van tijd tot tijd toch een kalibratie aangeraden om ervoor te zorgen
dat aanpassingen aan de omgevingstemperatuur, verontreinigingen of andere invlo-
eden de meetnauwkeurigheid niet beïnvloeden.
Wanneer de lekdetector vaak gebruikt wordt, moet minstens een keer per dag een
kalibratie doorgevoerd worden. Anders is de kalibratie-frequentie afhankelijk van de
gebruiksfactor van de lekdetector.
Instructie: Voor het bereiken van een optimale kalibratie moet de lekdetector
minstens 20 minuten warm worden gedraaid.
Wanneer testlekken gekalibreerd moeten worden, mag de reikwijdte niet kleiner dan
-9
1×10
mbar l/s zijn om een stabiel kalibratiesignaal veilig te stellen.
De kalibratieroutine kan met een druk op de toets CAL (toets nr. 5) vanaf drie
verschillende plekken opgeroepen worden:
•
In het hoofdmenu
•
In stand-by of
•
In de meetmodus
De toegang via stand-by of meetmodus kan in sommige gevallen geblokkeerd zijn
(zie hoofdstuk Refer to chapter 6.8.1). In dit geval is de desbetreffende toets niet
beschreven.
Een begonnen kalibratie kan op elk moment met een druk op de STOP toets of met
een druk op de toets nr. 1 (afbreken) beëindigd worden.
Nadat de kalibratie geselecteerd werd, moet de bediener tussen interne en externe
kalibratie kiezen. Daarbij moet de desbetreffende toets ingedrukt worden.