3.2.2
Interne kalibratie
10
3.2.3
Controle
11
12
13
14
15
16
36
Controle voor inbedrijfstelling
9
Ga nu verder met de interne kalibratie (zie hoofdstuk Refer to chapter 7.2.1 Interne
kalibratie). Om de kwantitatief beste meetresultaten te bereiken, dient u (15 ... 20
minuten) te wachten tot het apparaat opgewarmd is.
•
Druk op de CAL (Kalibratie) toets (toets nr. 5 Fig. 3-2/8) om het kalibratiemenu te
openen.
•
intern selecteren (toets nr. 4 Fig. 3-2/5), om de interne kalibratie te selecteren.
•
automatisch (toets nr. 8 Fig. 3-2/11). De interne automatische kalibratie start en
dit duurt ca. 30 seconden.
Druk op de STOP toets Fig. 3-2/13, tot de melding
STANDBY / BELUCHT op het display verschijnt.
Doorloop, ter controle van de meetnauwkeurigheid, met een extern testlek de hier
beschreven stappen.
Verwijder de blindflens van de inlaat en sluit een geopend helium-testlek aan op de
inlaat.
Druk nogmaals op de START toets Fig. 3-2/6. De inlaat wordt geëvacueerd en de
uitstroomsnelheid van het testlek wordt gemeten en weergegeven.
Druk op de STOP toets Fig. 3-2/13 om de meting te onderbreken. De lekdetector is
nu klaar voor gebruik (standby).
Druk nogmaals op de STOP toets Fig. 3-2/13, tot de melding
STANDBY / BELUCHT op het display verschijnt. Nu bevindt de inlaat zich in
beluchte toestand.
Verwijder het helium-testlek van de inlaat en verbind deze weer met de blindflens.
Schakel de lekdetector uit met de schakelaar Fig. 2-6/8.
Daarmee is de eerste werkfase afgesloten.