3
Controle voor inbedrijfstelling
3.1
Benodigde onderdelen
3.2
Eerste inbedrijfstelling
3.2.1
Opstarten en meten
In dit hoofdstuk worden de te volgen stappen bij de inbedrijfstelling beschreven. Er
wordt verklaard hoe de UL1000 und UL1000 Fab ingeschakeld moet worden, hoe
metingen uitgevoerd kunnen worden en hoe een interne kalibratie verloopt.
Instructie: Indien bij de eerste inbedrijfstelling de UL1000 und UL1000 Fab zich niet
gedraagt zoals verwacht of zich vreemd gedraagt, kan de lekdetector te
allen tijde via de voedingsschakelaar uitgeschakeld worden.
De volgende onderdelen zijn nodig:
•
DN 25 KF blinde flens (indien niet al gemonteerd aan de inlaatflens).
•
Een helium testlek met DN 25 KF adapter (optioneel).
Volg de volgende beschrijving voor de inbedrijfstelling stap voor stap. Zie hoofdstuk
Refer to chapter 5 voor een meer gedetailleerde beschrijving.
1
Pak de UL1000 und UL1000 Fab uit en onderzoek deze op zichtbare schade (zie
hoofdstuk Refer to chapter 1.4).
2
Sluit het apparaat aan op het elektriciteitsnetwerk (zie hoofdstuk Refer to chapter
2.3.1 Netaansluiting).
3
Schakel de lekdetector in met de schakelaar Fig. 2-6/8.
Voorzichtig
Schakel de UL1000 und UL1000 Fab niet in indien de buitentemperatuur lager is
dan 10°C.
Na het inschakelen verschijnt op het display van het bedieningspaneel een
welkomstvenster Fig. 3-1/1, gevolgd door statusinformatie over de snelheid van de
turbopomp, de voorvacuümdruk, de emissie en de actieve kathode.
De startprocedure duurt ca. 3 minuten en het einde wordt aangegeven met een korte
signaaltoon. Nu bevindt de UL1000 und UL1000 Fab zich in de standby-modus
(gereed).
Controle voor inbedrijfstelling
33