4.2
Aansluitingen
De klemmenstrook voor het aansluiten van de stuursignalen
is bereikbaar na het openen van het frontpaneel.
In de tabel vindt u de standaardfuncties van de signalen. De
in- en uitgangen zijn programmeerbaar voor andere functies,
zoals beschreven in hoofdstuk 11. pagina 89. Zie voor
signaalspecificaties hoofdstuk 14. pagina 211.
OPMERKING: De maximaal
beschikbare totale stroom voor de
verschillende uitgangen 11, 20 en 21 is 100 mA.
OPMERKING: Het is mogelijk om een externe 24
VDC-voeding te gebruiken als die wordt aangesloten
op Common (15).
Tabel 21 Stuursignalen
Naam
Aansluitklem
Uitgangen
1
+10 V
6
-10 V
7
Common Signaalmassa
11
+24 V
12
Common Signaalmassa
15
Common Dig signaalmassa*
Digitale ingangen
8
DigIn 1
9
DigIn 2
10
DigIn 3
16
DigIn 4
17
DigIn 5
18
DigIn 6
19
DigIn 7
22
DigIn 8
Digitale uitgangen
20
DigOut 1
21
DigOut 2
Analoge ingangen
2
AnIn 1
3
AnIn 2
4
AnIn 3
5
AnIn 4
Analoge uitgangen
13
AnOut 1
14
AnOut 2
50
Besturingsaansluitingen
Functie (standaard)
+10 VDC voedingsspanning
-10 VDC voedingsspanning
+24 VDC voedingsspanning
RunL (linksom)
RunR (vooruit)
Uit
Uit
Uit
Uit
Uit
RESET
Bereid
Rem
Proces Ref
Uit
Uit
Uit
Min toeren tot max toeren
0 tot maximaal koppel
Tabel 21 Stuursignalen
Naam
Aansluitklem
1
Geïntegreerde RS-485
A+
A+
B-
B-
Relaisuitgangen
31
N/C 1
32
COM 1
33
N/O 1
41
N/C 2
42
COM 2
43
N/O 2
51
COM 3
52
N/O 3
* Digitale signaalmassa aangesloten op 0V via ferriet (600 Ohm @ 100 MHz).
1
De geïntegreerde RS-485-interface is een geïsoleerde interface
die het Modbus RTU-protocol ondersteunt met baudrates die variëren
van 2400 bit/s tot 115,2 kbit/s. Afsluiting en fail-safe stand kunnen
wanneer nodig via schakelaar S5 worden geactiveerd. Merk op dat de
juiste afsluiting en fail-safe stand cruciaal is voor een stabiel RS-485-
netwerk. Het wordt aanbevolen om een afgeschermde RS-485-kabel
te gebruiken, die de signalen tegen EMI beschermt. De kabelafscher-
ming moet (in normale situaties) op inverter-PE zijn aangesloten via
daartoe meegeleverde afschermingsklemmen, zie Afb. 57. Voor meer
informatie over het Modbus RTU-protocol en de fysieke netwerkver-
binding, raadpleegt u optiehandleiding van Emotron voor seriële com-
municatie RS-232/485, beschikbaar op onze website.
OPMERKING: N/C is geopend als het relais actief is
en N/O is gesloten als het relais actief is.
OPMERKING! Toepassen van een potentiometer voor
referentiesignaal naar analoge ingang: mogelijke
potentiometerwaarde in bereik 1 kΩ tot 10 kΩ (¼ watt)
lineair, waarbij wij adviseren om een potentiometer
van het type lineair 1 kΩ / ¼ W te gebruiken voor een
optimale lineariteit van de besturing.
WAARSCHUWING!
Relaisaansluitklemmen 31-52 zijn
enkelvoudig geïsoleerd. Combineer de
SELV-spanning NIET met bijvoorbeeld 230
VAC op deze aansluitklemmen. Een
oplossing bij gebruik van gecombineerde
SELV-/systeemspanningssignalen is het
installeren van een extra I/O-optieprint (zie
deel 13.7 pagina 208) en alle SELV-
spanningssignalen aan te sluiten op de
relaisaansluitklemmen van deze optieprint
terwijl alle 230 VAC-signalen worden aangesloten op
relaisaansluitklemmen 31 - 52 van de controlprint.
CG Drives & Automation 01-7492-03r0
Functie (standaard)
RS-485 Differentieel verzen-
den en ontvangen
Relais 1-uitgang
Trip, geactiveerd als de fre-
quentieregelaar in een TRIP-
toestand is
Relais 2-uitgang
Run, actief als frequentiere-
gelaar is gestart
Relais 3-uitgang
Uit