Motor Vent [228]
Parameter voor het instellen van het type motorventilatie.
Heeft gevolgen voor de curve van de I
door de het verlagen van de werkelijke overbelasting
stroom bij lagere toerentallen.
228
Motor Vent
Standaard:
Eigen
Geen
0 Beperkte I
Normale I
Eigen
1
dat de motor een lagere stroom verdraagt
bij een lager toerental.
Uitgebreide I
Geforc.
2
in dat de motor bijna de volledige stroom
verdraagt, ook bij lager toerental.
Als de motor geen koelventilator heeft, wordt Geen gekozen
en wordt het stroomniveau begrensd op 55% van de
nominale motorstroom.
Bij een motor met een op de as gemonteerde ventilator
wordt Eigen gekozen en wordt de stroom voor overbelasting
begrensd op 87% vanaf 20% van het synchroon toerental.
Bij lagere toerentallen is de toegestane overbelastingsstroom
kleiner.
Als de motor een externe koelventilator heeft, wordt
Geforceerd gekozen en begint de toegestane
overbelastingsstroom bij 90% vanaf de nominale
motorstroom bij stilstaande motor, en loopt op tot de
nominale motorstroom bij 70% van het synchroon
toerental.
Afb. 86 toont de kenmerken met betrekking tot nominale
stroom en nominaal toerental afhankelijk van het gekozen
motorventilatietype.
2
xI
voor I
t
nom
Geforc.
1.00
0.90
0.87
Eigen
Geen
0.55
0.70
0.20
2
Afb. 86 I
t curves.
CG Drives & Automation 01-7492-03r0
2
t-motorbescherming
2
t-overbelastingscurve.
2
t-overbelastingscurve. Houdt in
2
t-overbelastingscurve. Houdt
XSync Toeren
Motor ID-Run [229]
Deze functie wordt gebruikt als de frequentieregelaar
voor het eerst in bedrijf wordt gesteld. Om een optimale
regeling te realiseren, moet een fijninstelling van de
motorparameters met een Motor ID-Run worden
uitgevoerd. Tijdens de test geeft het display knipperend
"Test Run" weer.
Om de Motor ID run te activeren, kiest u óf "Kort" of
"Uitgebr." en drukt u op Enter. Druk daarna op RunL of
RunR op het bedieningspaneel om de ID-run te starten. Als
menu "[219] Rotatie" is ingesteld op L, is de RunR-toets
inactief en vice versa. De Motor ID-Run kan worden
afgebroken met een Stop-commando via het
bedieningspaneel of de Enable-ingang. De parameter
schakelt automatisch terug naar UIT als de test is afgerond.
De melding "Test Run OK!" wordt weergegeven. Voordat er
weer normaal met de frequentieregelaar gewerkt kan
worden, drukt u op de STOP/RESET-toets op het
bedieningspaneel.
Tijdens de korte ID-run draait de motoras niet. De
frequentieregelaar meet de weerstand van rotor en stator.
Tijdens de uitgebreide ID-Run wordt de motor ingeschakeld
en gaat hij draaien. De frequentieregelaar meet de weerstand
van rotor en stator plus de inductie en de massatraagheid
van de motor.
229
Standaard:
Uit
Kort
Extended
WAARSCHUWING!
Tijdens de uitgebreide Motor ID-Run zal de
motor roteren. Neem
veiligheidsmaatregelen om onvoorziene
gevaarlijke situaties te vermijden.
OPMERKING: Om de frequentieregelaar te laten
functioneren, hoeft de Motor ID-Run niet verplicht te
2.00
worden uitgevoerd, maar de prestaties zullen in dat
geval niet optimaal zijn.
OPMERKING: Als de Motor ID-Run wordt afgebroken
of niet wordt voltooid, wordt de melding
"Onderbroken!" weergegeven. De vorige gegevens
hoeven in dit geval niet te worden gewijzigd.
Controleer of de motorgegevens juist zijn.
Motor ID-Run
Uit, zie opmerking
0
Niet actief
Parameters worden gemeten met
1
gelijkstroominjectie. Er zal geen asrotatie
plaatsvinden.
Extra metingen die niet kunnen worden
verricht met gelijkstroom vinden direct na
2
een korte Motor ID-Run plaats. De as zal
roteren en moet worden losgekoppeld van
de last.
Functiebeschrijving
97