Bedrijf
Doorstroomhoeveelheid-instelling
Vooropgesteld, dat hetzelfde aanbouwapparaat aan een andere graafmachine wordt gemonteerd. Ook indien de-
zelfde doorstroomhoeveelheid-instellingen zoals aan de eerste graafmachine uitgevoerd werden, kan de werk-
snelheid afwijken. Aan elke graafmachine moeten de doorstroomhoeveelheid-instellingen afzonderlijk worden in-
gesteld. Bij het wisselen op een ander aanbouwapparaat moeten de optimale doorstroomhoeveelheden voor het
nieuwe aanbouwapparaat opnieuw worden bepaald en ingesteld.
De doorstroom aan het extra circuit 1 is niet constant, indien een andere functie wordt bediend of een
overdrukklep reageert.
Wij raden aan de instelling tijdens het bedrijf van het aanbouwapparaat te doen.
Startschakelaar in stand RUN zetten.
!
Toets 1 indrukken.
!
In het display verschijnt de melding zoals getoond in de afbeel-
!
ding rechts.
Toets 2 of 3 zo lang indrukken, totdat "Instelling doorstroomre-
!
geling extra circuit" in het display wordt weergegeven.
Om te selecteren toets 5 indrukken.
!
Instelling met doorstroomkengetal:
Toets 5 indrukken, totdat het gewenste doorstroomkengetal (1)
!
wordt weergegeven.
Instellingen met symbool:
Toets 4 indrukken, totdat de pijl (2) boven het symbool (3)
!
wordt weergegeven.
Toets 2 of 3 zo lang indrukken, totdat het gewenste symbool
!
wordt weergegeven.
2
1
3
91