Bedrijf
Starten van de motor bij koude weersomstandigheden
Potentiometer in positie
!
De schakelaar AUTO IDLE is uitgeschakeld.
!
Contactsleutel in de startschakelaar plaatsen en in stand RUN zetten.
!
De voorgloeicontrolelamp brandt kortstondig. Na het uitgaan van de controlelamp kan de motor worden ge-
!
start.
Startschakelaar in stand START draaien en houden, totdat de motor aanspringt; vervolgens startschakelaar
!
loslaten.
Slaat de motor niet aan, startschakelaar in positie STOP zetten en de startprocedure herhalen.
Uitschakelen van de motor
Zorg ervoor, dat vóór het uitschakelen van de motor het stationaire toerental is ingesteld. Wanneer
de motor met een hoger toerental wordt uitgeschakeld, kan door onvoldoende smering schade aan
de turbolader ontstaan.
Indien de motor moet worden uitgeschakeld, om de graafmachine buiten bedrijf te stellen, moeten
de werkzaamheden voor de buiten bedrijf stelling worden uitgevoerd (blz. 98).
Startschakelaar in stand STOP zetten en de contactsleutel verwijderen.
!
Controle van de indicaties na het starten en gedurende het bedrijf
Na het starten en gedurende het bedrijf moet de gebruiker de controlelampen en de indicaties in het display con-
troleren.
De waarschuwingslamp (1) knippert rood bij het optre-
den van een systeemfout of een technische storing, de
motor moet onmiddellijk worden uitgezet. Als het sys-
teem een waarschuwing geeft, dan knippert de waar-
schuwingslamp geel. Aanvullend op de meldingen in
het display klinkt een waarschuwingstoon.
De meldingen door passende maatregelen uitschake-
len, zie Storingstabel displayindicaties (blz. 126), in-
dien nodig vakbekwaam personeel inlichten.
Is tijdens het gebruik niet genoeg motoroliedruk aanwezig, dan
moet de motor onmiddellijk worden afgezet. De controlelamp mo-
toroliedruk (2) brandt, de waarschuwingslamp (1) knippert rood en
in het display verschijnt de melding zoals getoond in de afbeelding
rechts.
zetten.
71