PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
1
LET OP
Om het slippen van de koppeling te
2
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
3
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een "CD" dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
4
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een "ENERGY CONSER-
5
VING II" of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
6
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
7
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
8
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING
9
Als het olieniveau correct is, gaan de waar-
schuwingslampjes voor oliedruk en koel-
vloeistoftemperatuur na het starten van de
10
motor weer uit.
11
LET OP
Zet de motor direct af als het waarschu-
12
wingslampje oliedruk en koelvloeistof-
temperatuur knippert of blijft branden en
DCA11621
laat de machine controleren door een
Yamaha dealer, zelfs als het olieniveau
in orde is.
11. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
12. Monteer het stroomlijnpaneel en het
paneel.
DCA22490
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van het koelvloeistofniveau
OPMERKING
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
7-14
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
DAU20071
DAU66510