SPECIALE KENMERKEN
1
YRC (Yamaha Ride Control)
Yamaha Ride Control is een systeem dat
gebruikmaakt van verschillende sensoren
2
en regeleenheden om een verbeterde rijer-
varing mogelijk te maken. De machine de-
3
tecteert en kan reageren op krachten langs
de longitudinale as (voor-achter), laterale as
(links-rechts) en verticale as (omhoog-om-
4
laag). Ook de leunhoek en G-krachten wor-
den gedetecteerd. Deze informatie wordt
meerdere malen per seconde verwerkt en
5
indien nodig worden de gerelateerde fysie-
ke systemen automatisch bijgesteld. De
6
hieronder vermelde functies zijn afzonderlij-
ke YRC-items die kunnen worden in- of uit-
geschakeld of ingesteld naargelang de
7
wensen van de bestuurder en de rijomstan-
digheden. Zie voor meer informatie over de
8
instellingen "MENU" op pagina 4-13.
WAARSCHUWING
9
Het Yamaha Ride Control (YRC)-sy-
steem vormt geen vervanging voor het
10
gebruik van de juiste rijtechnieken of de
ervaring van de bestuurder. Het systeem
kan geen controleverlies voorkomen dat
11
wordt veroorzaakt door fouten van de
bestuurder zoals sneller rijden dan de
12
weg- en verkeersomstandigheden toe-
staan, inclusief verlies van grip door een
DAU66291
te hoge snelheid bij het ingaan van
bochten en hard optrekken bij een
scherpe leunhoek of tijdens het rem-
men. Ook kan het systeem wegslippen
of loskomen van het voorwiel ("whee-
lies") niet voorkomen. Rijd zoals bij elke
motorfiets binnen uw mogelijkheden,
houd rekening met de omgevingsom-
standigheden en pas uw rijgedrag aan
deze omstandigheden aan. Zorg dat u
grondig vertrouwd raakt met de manier
waarop de motorfiets reageert bij diver-
se YRC-instellingen alvorens moeilijkere
manoeuvres te proberen.
PWR
Het vermogensafgiftemodussysteem be-
staat uit vier verschillende kenvelden voor
regeling van de gasklepopening in relatie tot
de gasgreepbediening. Hierdoor kunt u kie-
DWA18220
zen uit diverse modi naargelang uw voor-
keuren en de rijomgeving.
1. PWR 1
2. PWR 2
3. PWR 3
4. PWR 4
5. Gasklepopening
6. Bediening gasgreep
TCS
De tractieregeling helpt bij het behouden
van grip bij het optrekken. Wanneer senso-
ren detecteren dat het achterwiel begint te
slippen (ongecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld. Het
controlelampje tractieregeling knippert om
de bestuurder te laten weten dat de tractie-
regeling is ingeschakeld.
De werking van de tractieregeling wordt au-
tomatisch aangepast op basis van de leun-
hoek van de machine. Om een maximale
3-1
1
5
6
2
3
4