PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
1
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
2
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
3
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
4
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
5
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
6
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
7
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder in
8
het carter.
OPMERKING
9
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
10
11
12
DAU66532
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpa-
troon)
1. Verwijder stroomlijnpaneel A en pa-
neel B. (Zie pagina 7-8.)
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
1
2
3
1. Olievuldop
voor
minimumniveau
1. Olieaftapplug
2. Pakking
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
7-12
het carter te laten stromen.
2
1
5. Verwijder de oliefilterpatroon met een
1