Inhoudsopgave
Advertenties
Instrumenten en bedieningselementen
Richtingaanwijzerschakelaar
Duw de hendel omlaag om een bocht naar LINKS (1)
aan te geven. Duw de hendel omhoog om een bocht naar
RECHTS (2) aan te geven. Wanneer de richtingaanwijzers
werken, knippert het betreffende GROENE controlelamp-
je op het instrumentenpaneel.
Na terugdraaien van het stuurwiel werkt de richtingaanwij-
zer niet meer (bij kleine bewegingen van het stuurwiel
mogelijk nog wel). Beweeg om van rijstrook te wisselen
de hendel even omlaag/omhoog en laat deze weer los, de
richtingaanwijzer knippert drie keer en stopt dan.
Mistlampschakelaar
Gebruik mistlampen alleen bij een zicht van
minder dan 100 m - bij helder weer zouden
andere weggebruikers verblind kunnen raken.
Mistachterlicht
Draai met de START/STOP-schakelaar in de stand AAN/
GEREED en de koplampen aan de mistlampschakelaar naar
stand 1 om het mistachterlicht in te schakelen. Laat de
schakelaar los om deze weer naar de laatste stand te laten
1
45
Advertenties
Inhoudsopgave
