Bestuurdersassistentiesysteem achter *
Systeemoverzicht
De sensoren van het bestuurdersassistentiesy-
steem achter kunnen bepaalde omgevingen,
zoals gebouwen langs de weg of vangrails, ver-
keerd interpreteren en een vals alarm geven.
De effectieve herkenningsmogelijkheden van
de achterste sensoren kunnen worden beperkt
door objecten zoals gebouwen langs de weg,
vangrails, veranderingen in de hellingsho-
ek van de auto als gevolg van zware lading,
wegomstandigheden zoals bochten of hobbels
of weersomstandigheden zoals sneeuw en ijs
enz. Elk van de factoren hierboven kan een
vals alarm veroorzaken.
Het systeem heeft beperkingen en waarschu-
wt mogelijk niet voor voertuigen die met hoge
snelheid anderen.
216
Starten en rijden
De functie Bestuurdersassistentie achter is
slechts een hulpmiddel, het is GEEN vervan-
ging voor de aandacht van de bestuurder. De
bestuurder moet altijd het heft in handen hou-
den, de omgeving observeren en veilig rijden.
Het
waarschuwt mogelijk onvoldoende voor zeer
snel naderende voertuigen of werkt mogelijk
niet correct in krappe bochten met een radius
van 500 m of minder.
Het
werkt niet correct bij het trekken van een aan-
hanger of een caravan.
De juiste werking van de sensoren achter komt
in het gedrang als ze niet goed zijn uitgelijnd
als gevolg van schade door een ongeval. Dit
kan ertoe leiden dat het systeem automatisch
wordt uitgeschakeld.
Om ervoor te zorgen dat de radarsensoren
correct werken, moet de achterbumper sne-
euw- en ijsvrij worden gehouden en mag deze
niet worden afgedekt.
bestuurdersassistentiesysteem
bestuurdersassistentiesysteem
achter
achter