De THERMOTRONIC kan alleen worden in
geschakeld als de motor draait. Het sys
teem werkt alleen optimaal als de ruiten en
het dak tijdens het rijden gesloten zijn.
De THERMOTRONIC kan indien gewenst
volledig worden uitgeschakeld
(I>
pagina 145).
De temperatuur kan automatisch worden
geregeld
(I>
pagina 145) of handmatig
worden ingesteld
(I>
pagina 146 ).
In de automatische stand koelt of ver
warmt de THERMOTRONIC het interieur af
hankelijk van de:
•
ingestelde temperatuur
•
buitentemperatuur
•
zonnestraling.
De interieurtemperatuur kan voor elke zij
de afzonderlijk worden ingesteld
(1>
pagina 146).
Het geïntegreerde combifilter filtert stof
deeltjes voor een belangrijk deel en stuif
meelpollen volledig uit de buitenlucht.
0
Het vervangingsinterval van het filter hangt
af van invloeden van buitenaf, zoals ernstige
luchtvervuiling. Het interval kan korter zijn dan
aangegeven in het onderhoudsboekje. Een ver-
stopt f ilter vermindert de luchttoevoer naar het
interieur.
Bij warme weersomstandigheden de auto
gedurende korte tijd ventileren. Zo wordt
de gewenste interieurtemperatuur sneller
bereikt.
Om te zorgen dat de THERMOTRONIC
goed kan werken, de volgende aanwijzin
gen in acht nemen:
•
Het luchtinlaatrooster in de motorkap
en de luchtinlaat tussen motorkap en
voorruit vrij houden van obstakels, zo
als ijs en sneeuw, om de toevoer van
buitenlucht naar het interieur te waar
borgen.
•
Lucht-, beluchtings- en ontluchtings
roosters in het interieur altijd vrijhou
den
,&
Gevaar voor ongevallen
De op de volgende pagina's aanbevolen
standen voor de verwarming en koeling aan
houden. Anders kunnen de ruiten beslaan.
Hierdoor zou u de verkeerssituatie niet goed
meer kunnen beoordelen en een ongeval
kunnen veroorzaken.
0
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens
het koelen condenswater weglekken.
~ Milieu-aanwijzing
De koeling maakt gebruik van het koelmid
del R 134a. Dit koelmiddel tast de ozonlaag
niet aan.