Ventilatie (zomer)
►
De draaiknoppen voor de temperatuur
CD
en© (C> pagina 125) in de gewens
te stand zetten.
►
De draaiknop voor de luchthoeveelheid
0
{C> pagina 125) minimaal in stand 1
zetten.
►
De draaiknop voor de luchtverdeling
G)
{C> pagina 125) i n stand
B
zetten.
►
De middelste luchtroosters en de
zijluchtroosters openen.
Ontwasemen
Met de volgende instellingen kan de voor
ruit worden ontdooid, als deze bijvoor
beeld met rijp is bedekt.
Inschakelen
►
Toets
LwJtC>
pagina 125) indrukken.
Het controlelampje in de toets gaat
branden. De Heizmatik schakelt auto
matisch de volgende functies in:
•
maximumaanjager- en -verwar
mingscapaciteit
•
lucht naar de voorruit en de zijrui
ten voorin.
0
Deze instelling slechts kiezen tot de voorruit
weer schoon is.
Uitschakelen
►
Opnieuw toets
LwJ
(C> pagina 125) in
drukken.
Het controlelampje in de toets dooft.
De vorige instellingen zijn weer actief.
Beslagen ruiten
Ruiten aan binnenzijde beslagen
Als de aanjager uitgeschakeld en de lucht
recirculatie* ingeschakeld is, wordt het in
terieur niet meer geventileerd en kunnen
de ruiten beslaan.
►
De luchtrecirculatie* zo nodig uitscha
kelen {C> pagina 130).
►
Toets
LwJ(C>
pagina 125) indrukken.
Het controlelampje in de toets gaat
branden. De Heizmatik schakelt auto
matisch de volgende functies in:
•
maximumaanjager- en -verwar
mingscapaciteit
•
lucht naar de voorruit en de zijrui-
ten voorin.
0
Deze instelling slechts kiezen tot de voorruit
weer schoon is.
►
Wanneer de voorruit ontwasemd is op
nieuw toets
LwJ
(C> pagina 125) in
drukken.
Het controlelampje in de toets dooft.
De vorige instellingen zijn weer actief.