Doelwaarde alveolaire ventilatie
iVAPS is gericht op de alveolaire ventilatie. De alveolaire ventilatie is gekozen omdat de
gaswisseling in de alveolen plaatsvindt. De totale ventilatie omvat ook de ventilatiebijdrage van
de geleidende luchtwegen, terwijl de alveolaire ventilatie het beste het nuttige deel van de
ventilatie weergeeft dat de alveolen bereikt.
Alveolaire ventilatie kan niet rechtstreeks worden gemeten, zodat iVAPS deze ventilatie schat aan de
hand van een benaderde waarde voor anatomische dode ruimte op basis van lengte (zie onderstaande
grafiek). De anatomische dode ruimte is het deel van het ademvolume dat in de geleidende
luchtwegen blijft, de alveolen niet bereikt en geen bijdrage aan de gaswisseling levert. De bijdrage van
de alveolaire ventilatie is evenredig met de ademhalingsfrequentie. Door de alveolaire ventilatie als
servoventilatiedoel te gebruiken, in plaats van het teugvolume of de totale ventilatie, blijft het effect
van veranderingen in de ademhalingsfrequentie op de effectieve ventilatie buiten beschouwing.
Overgenomen uit Hart MC et al. Journal Applied Physiology.18(3), p519-522. 1963
Doelpatiëntfrequentie
iVAPS maakt gebruik van een nieuwe methode om een backup-frequentie te leveren. In plaats van
een vaste backup-frequentie op te leggen, verandert de intelligente backup-frequentie (iBR) van
iVAPS automatisch tussen twee grenswaarden in, afhankelijk van de context. Het voordeel van deze
methode is een betere synchroniciteit, terwijl het vermogen van iVAPS om de doelventilatie met
minimale drukondersteuning te handhaven, zoveel mogelijk wordt vergroot.
Tijdens aanhoudende apneu neemt de iBR een vooraf geconfigureerde
•
doelpatiëntfrequentie aan. Deze doelpatiëntfrequentie definieert de bovengrens voor iBR.
In tegenstelling tot een traditionele backup-frequentie stelt u de doelpatiëntfrequentie zo in
dat deze overeenkomt met de gemiddelde spontane frequentie van de patiënt.
Tijdens spontane ventilatie daalt de iBR en houdt deze zich op de achtergrond, op 2/3e van
•
de doelpatiëntfrequentie. Deze 'achtergrondbackup-frequentie' geeft de patiënt maximale
gelegenheid om spontaan te triggeren.
Wanneer spontaan triggeren uitblijft (bijv. bij het begin van een apneu), neemt de iBR toe van
•
achtergrondfrequentie tot beoogde patiëntfrequentie. Deze toename verloopt meestal het
snelst (binnen 4-5 ademhalingen) als de ventilatie lager dan de doelventilatie is.
Zodra er één spontaan gestarte ademhaling plaatsvindt, keert de iBR terug naar de
•
achtergrondfrequentie (2/3e van de doelpatiëntfrequentie).
Schatting anatomische
dode ruimte
iVAPS schatting dode ruimte
Lengte (cm)
Over Stellar therapiemodi
5