a) Bij flowbeperking wordt EPAP verhoogd met een snelheid van maximaal 0,5 cm H2O per
ademhaling.
b) Bij obstructieve apneu wordt EPAP verhoogd met een snelheid van ongeveer 1 cm H2O per
seconde bij beëindiging van de apneu.
c) EPAP begint te dalen vanaf de eerste ademhaling nadat de bovensteluchtwegobstructie is
opgeheven en blijft langzaam dalen totdat er weer een bovensteluchtwegobstructie optreedt of
totdat Min EPAP is bereikt.
Het AutoEPAP-algoritme is op geen enkel ander titratiedoel gericht, zoals rekrutering van de
longen ter verbetering van de oxygenatie of compensatie van intrinsieke PEEP. Min EPAP dient
ingesteld te worden om aandoeningen van de lagere luchtwegen te behandelen.
7
Over Stellar therapiemodi