76
GEBRUIK
grootlicht, het dimlicht en het
stadslicht voor ingeschakeld.
Als het grootlicht weer wordt
uitgeschakeld, wordt het dagrij-
licht niet automatisch opnieuw
geactiveerd, maar moet dit
handmatig weer worden in-
geschakeld.
Automatisch dagrijlicht
De omschakeling tussen
dagrijlicht en dimlicht, incl.
stadslicht voor kan automatisch
gebeuren.
WAARSCHUWING
Automatisch dagrijlicht ver-
vangt niet de persoonlijke
beoordeling van de lichtom-
standigheden
Gevaar voor een ongeval
Het automatische dagrijlicht
uitschakelen bij slechte licht-
omstandigheden.
In het menu
Voertuiginstellingen
Verlichting
Automat. dagrijlicht
inschakelen.
Het controlelampje voor
het automatische dagrij-
licht licht op.
Als het omgevingslicht onder
een bepaalde waarde daalt,
wordt het dimlicht automa-
Instellingen
de functie
tisch ingeschakeld (bv. in tun-
nels). Als wordt vastgesteld
dat er voldoende omgevings-
licht is, wordt de dagrijverlich-
ting weer ingeschakeld.
Als het dagrijlicht actief is,
brandt het controlelampje
van het dagrijlicht.
Handmatige bediening van
het licht bij ingeschakelde
automaat
Als de toets van het dagrij-
licht wordt ingedrukt, wordt
het dagrijlicht uitgeschakeld
en worden het dimlicht en
het stadslicht voor ingescha-
keld (bv. bij het inrijden van
tunnels, als de dagrijlichtau-
tomaat vanwege het omge-
vingslicht vertraagd reageert).
Als de toets voor het dagrij-
licht opnieuw wordt inge-
drukt, wordt de dagrijlicht-
automaat weer geactiveerd,
d.w.z. het dagrijlicht wordt
,
weer ingeschakeld als er vol-
,
doende omgevingslicht aan-
wezig is.
ALARMLICHTINSTALLATIE
Alarmlichtinstallatie bedienen
Contact inschakelen (
De alarmknipperlichten
belasten de accu. De
waarschuwingsknipperlichten
64).