136
INSTELLING
WAARSCHUWING
De instellingen van de veer-
voorspanning en van de
demping zijn niet ingesteld
op de omstandigheden.
Rijgedrag wordt slechter.
Demping aan de veervoor-
spanning aanpassen.
Om de veervoorspanning te
verhogen, de stelknop 1 in
de richting van de pijl HIGH
draaien.
Om de veervoorspanning te
verlagen, de stelknop 1 in
de richting van de pijl LOW
draaien.
Basisinstelling veervoor-
spanning achter
Stelknop tot tegen de aanslag
in de richting LOW draaien.
(Sologebruik zonder belading)
Basisinstelling veervoor-
spanning achter
Stelknop tot tegen de aanslag
in de richting LOW draaien,
dan 15 rotaties richting
HIGH. (Sologebruik met
belading)
Stelknop tot tegen de aanslag
in de richting LOW draaien,
dan 30 rotaties richting
HIGH. (Sologebruik en
belading)
DEMPING
zonder Dynamic ESA
Instelling
De demping moet aan de veer-
voorspanning en de wegom-
standigheden worden aange-
past.
Een oneffen wegdek vereist
een soepelere demping dan
een effen wegdek.
Een verhoging van de
veervoorspanning vereist een
stuggere demping, een verla-
ging van de veervoorspanning
een zachtere demping.
Demping achterwiel instellen
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
SU