DE MOTOR STARTEN
CONTROLELAMPJE
OLIEDRUK
NORMAAL: AAN
NIET NORMAAL: UIT
82
5. Controleer of het controlelampje
oliedruk AAN gaat.
Als het controlampje niet AAN gaat, stop
de motor en voer de volgende controles uit.
1) Controleer het motorolieniveau
(zie bladzijde 59).
2) Als het olieniveau normaal is en het
controlelampje oliedruk gaat niet AAN,
neem dan contact op met een officiële
Honda buitenboordmotor-dealer.
Bij gebruik van het type schakelpaneel
zonder controlelampjes voor de
afstandsbediening met paneelmontage of
topmontage controleert u de
controlelampjes die worden weergegeven
op een NMEA2000-compatibel apparaat.
6. Laat de motor als volgt op
bedrijfstemperatuur komen:
Boven 5°C – laat de motor ten minste
3 minuten draaien.
Onder 5°C – laat de motor ten minste
5 minuten draaien op ongeveer
-1
2.000 omw/min
.
Als de motor niet goed op
bedrijfstemperatuur wordt gebracht, zal
de motor niet optimaal presteren.
Als de motor niet op temperatuur is
als het motortoerental verhoogd
wordt, kunnen de
waarschuwingszoemer en het
waarschuwingslampje voor
overbelasting geactiveerd worden
en zal het toerental automatisch
verlaagd worden.
Controleer voordat u de haven verlaat
de werking van de
dodemansschakelaar.