OPSLAG
5. Voer, als er water of
verontreiniging in de benzine
aanwezig is, de volgende
handelingen uit.
5-a. Draai de aftapplug vast.
5-b. Zet de buitenboordmotor in
verticale positie en sluit deze
aan op een brandstoftank
gevuld met schone benzine.
5-c. Stuur de benzine naar de
dampafscheider met behulp
van de opvoerpomp en start de
motor.
De schroef moet onder water zijn.
Wanneer u de motor niet in het
water laat draaien, kan de
waterpomp beschadigd worden en
de motor oververhit raken.
148
Bedien de opvoerpomp als u er
zeker van bent dat de aftapschroef
is aangedraaid. Als de aftapplug
niet is vastgedraaid, zal er benzine
uitstromen.
5-d. Nadat u de motor hebt gestart,
houdt u deze 3 minuten in de
stationairstand.
5-e. Tap de benzine af uit de
dampafscheider.
5-f. Controleer of er geen water of
verontreiniging in de afgetapte
benzine aanwezig is.
5-g. Als er water of
verontreinigingen vermengd
zijn met de afgetapte benzine,
herhaalt u stap 5-a totdat er
niets meer met de afgetapte
benzine vermengd is.
Aftappen van dampafscheider
Benzine is uiterst brandbaar en
brandstofdamp kan exploderen
waardoor ernstig letsel kan
ontstaan. Rook niet en voorkom
open vuur en vonken.
BUITEN BEREIK VAN
KINDEREN HOUDEN.
• Mors geen brandstof. Gemorste
brandstof of brandstofdamp kan
in brand vliegen. Verwijder
gemorste brandstof voor het
opslaan of transporteren van de
buitenboordmotor.
• Rook niet en voorkom open vuur
en vonken tijdens het tanken en
in ruimten waar brandstof wordt
afgetapt of opgeslagen.