CONTROLEOPENING
KOELWATER
KOELWATERINLAAT
5. Controleer na het starten of er
koelwater uit de controleopening
stroomt. De hoeveelheid water die
uit de controleopening stroomt kan
variëren door de werking van de
thermostaat, maar dit is normaal.
Zet de motor stil als er geen water uit
stroomt of als er stoom uit komt.
Controleer of de zeef in de
koelwaterinlaat verstopt zit en
verwijder de vervuiling indien
aanwezig. Controleer de
controleopening van het koelwater op
verstopping. Als er nog steeds geen
water uit stroomt, laat uw
buitenboordmotor dan controleren
door uw buitenboordmotoren-dealer.
Gebruik de buitenboordmotor niet
zolang het probleem niet verholpen is.
6. Controleer of het controlelampje
oliedruk AAN gaat.
Als het controlampje niet aan gaat,
stop dan de motor en voer de
volgende controles uit.
1) Controleer het motorolieniveau
(zie bladzijde 59).
2) Als het oliepeil normaal is en het
controlelampje oliedruk gaat niet
AAN, neem dan contact op met uw
buitenboordmotor-dealer.
DE MOTOR STARTEN
CONTROLELAMPJE
MOTOROLIEDRUK
NORMAAL: AAN
NIET NORMAAL: UIT
77