4.4.6 Signaallampjes op het bedieningspaneel
Vier signaallampjes tonen de status van de controller en pomp.
De signaallampjes en hun aanduiding staan beschreven in de
onderstaande tabel.
Signaal-
Pos.
Aanduiding
lampje
Dit signaallampje toont dat de stroom
aanvaardbaar is op de drie fasen en dat
Stroom
1
de fasesequentie correct is. De voeding
beschikbaar
is aanvaardbaar als de spanning meer
dan 85% is van de nominale spanning.
Faseomke-
Dit signaallampje geeft de faseomkering
2
ring
aan van de voedingsbron.
Dit signaallampje geeft een automati-
sche startconditie weer. Dit wordt geac-
tiveerd als de systeemdruk daalt onder
de inschakeldruk. Deze wordt gedesac-
3
Pomp vraag
tiveerd als de werkingstijd is verlopen
(als de functie is ingeschakeld), of wan-
neer [STOP] knop A3 (afb. 3, pos. 3)
wordt ingedrukt.
Dit signaallampje geeft aan dat het
systeem in werking is door een weke-
Wekelijkse
lijkse test. De wekelijkse test is pro-
4
test
grammeerbaar.
Het signaallampje licht eveneens op tij-
dens de manuele test.
4.5 Functies
De bediening en monitoring gebeuren door middel van de func-
ties beschreven in de onderstaande subparagrafen.
4.5.1 Bedieningsfuncties
Automatisch bedrijf
De controller start de pomp als de druksensor detecteert dat de
systeemdruk lager is dan de inschakeldruk.
De inschakel- en uitschakeldruk kan eveneens ingesteld worden
met behulp van de knoppen [Cut-in] B3 en [Cut-out] B2 (afb. 4).
Zie paragraaf 11. In bedrijf nemen.
Als de pomp niet start, schakelt signaallampje "Fail to Start" in
(afb. 5, pos. I7).
De pomp kan gestopt worden met de [STOP] knop A2 (afb. 3,
pos. 3) als de systeemdruk hoger is dan de uitschakeldruk.
Anders schakelt het signaallampje "Pump Demand" in. De pomp
kan enkel gestopt worden door de stroomonderbreker op "OFF"
te plaatsen. Automatische stop is eveneens mogelijk. Zie hieron-
der.
Automatische stop
Bij automatisch bedrijf stopt de pomp automatisch als alle start-
condities naar normale toestand zijn teruggekeerd. Om automati-
sche stop te gebruiken, volg de procedure in sectie
5.2 Instellingen via de display, deelsectie Menu 3 (timers).
Normaal schakelt de pomp uit na 10 minuten, maar de werkings-
duur kan gewijzigd worden. Zie paragraaf 5.2 Instellingen via de
display.
Handmatig bedrijf
Voor werkingstests is handmatig bedrijf mogelijk door middel van
[START] knop A2 (afb. 3, pos. 2), ongeacht de systeemdruk.
Zie paragraaf 12.2.1 Handmatig bedrijf met knoppen [START] en
[STOP].
Om de pomp te stoppen, [STOP] knop A3 (afb. 3, pos. 3) indruk-
ken.
Noodbedrijf
De pomp kan manueel gestart worden met de noodstarthendel
A4 (afb. 3, pos. 4). De hendel kan in gesloten positie gehouden
worden. Zie paragraaf 12.2.2 Handmatig bedrijf met noodstart-
hendel.
Afstandsbediening
De pomp kan gestart worden door het tijdelijk openen van een
afstandcontact, onafhankelijk van de druksensor.
Start via een extern signaal (deluge-klep/debietmeter)
De controller kan gestart worden door een normaal gesloten con-
tact op de brandbestrijdingsuitrusting (deluge-klep) te openen,
onafhankelijk van de druksensor.
Als optie A4 is geleverd (debietmeter), kan de pomp gestart wor-
den door een normaal open contact van de debietmeter te slui-
ten, onafhankelijk van de druksensor. Als optie C17 is gekozen,
zal controlerelais CR39 geactiveerd worden als het contact van
de debietmeter open is. Als de pomp is gestart door de debiet-
schakelaar en de controller geen drukval heeft gedetecteerd,
stopt de pomp als het debietschakelaar contact opent. Als de
controller is ingesteld voor enkel manuele stop, [STOP] knop A3
(afb. 3, pos. 3) indrukken om de pomp te stoppen. Als het water-
debiet is afgenomen, zal de pomp uitschakelen. Als de controller
is ingesteld voor automatische stop, stopt de pomp als het water-
debiet is afgenomen en de werkingstijd is verlopen.
Automatische wekelijkse test
De controller kan ingesteld worden voor een wekelijkse test.
Zie paragraaf 5.2 Instellingen via de display. Als de wekelijkse
test geactiveerd is, start de pomp op de ingestelde starttijd en
stopt op de ingestelde stoptijd, of wanneer de werkingstijd inge-
steld voor automatische stop bereikt is; de kortste van de twee
geldt. De pomp kan gestopt worden met [STOP] knop A3 (afb. 3,
pos. 3) alvorens de test is beëindigd (als de systeemdruk hoger is
dan de uitschakeldruk). Als de pomp werd gestart door een auto-
matische wekelijkse test, schakelt signaallampje "Weekly Test"
(afb. 4, pos. 4) in.
Als optie C4 gekozen is, schakelt alarmrelais "Weekly T." in.
Manuele werkingstest
De pomp kan gestart worden voor een werkingsperiode van
10 minuten door knoppen [Cut-in] B3 en [Cut-out] B2 (afb. 4)
gelijktijdig in te drukken. Door deze knoppen in te drukken wordt
een drukval in het systeem gesimuleerd.
Startvertraging
Bij systemen met meerdere pompen, kan het noodzakelijk zijn om
een startvertraging in te stellen om te verhinderen dat alle moto-
ren gelijktijdig starten. De startvertraging kan geselecteerd wor-
den. Zie paragraaf 5.2 Instellingen via de display, subparagraaf
Menu 3 (timers).
Faseomkering test
Een faseomkering kan gesimuleerd worden door de [Alarm
Reset] knop gedurende meer dan 10 seconden in te drukken.
Signaallampje "Phase Reversal" (afb. 4, pos. 2) licht op en alarm-
relais "Ph. Rev." schakelt in.
Vergrendeling door een andere uitrusting (optie A6)
Als het NO contact open is, wordt de controller ingeschakeld. Als
het NO contact gesloten is, wordt de controller vergrendeld en zal
het de pomp niet starten bij een drukval (automatische start). De
pomp kan altijd handmatig gestart worden met de [START] knop.
Vergrendeling van andere uitrusting (optie A7)
De contacten van relais CR 34 worden geactiveerd om te vermij-
den dat andere uitrusting start.
Verdeling in zones (opties A9, A10, A11)
De controllers van verschillende zones kunnen op elkaar aange-
sloten worden zodat de uitrusting voor de verschillende zones in
een bepaalde volgorde gestart kan worden.
Anti-condensatie verwarmingselement (opties D14, D14A en
D14B)
Om de vorming van condens te vermijden, kan de bedieningskast
uitgerust worden met een anti-condensatie verwarmingselement
met thermostaat (optie D14) of humidostaat (optie D14A) of beide
(optie D14B).
Motor verwarmingselement (optie D27)
Om condensvorming in de klemmendoos en stator te vermijden,
heeft de controller een contact om een extern enkelfasig motor
verwarmingselement aan te sluiten, als optie D27 geselecteerd
is.
9