INgebrUIkNaMe
Menu: INgebrUIkNaMe
DIRECTSTART
Tijdens de ingebruikname kunt u de werking van de warmte-
pomp controleren door een directe start van de warmtepomp te
activeren. Als de parameter wordt opgeroepen, verschijnt op het
displayUIT. Wanneer u op AAN instelt en op "OK" drukt, wordt de
directe start uitgevoerd. De waarde van 60 seconden wordt op het
display zichtbaar tot 0 afgeteld. Op het display verschijnt daarna
bij Directstart AAN.
Vervolgens schakelen de warmtepomp en de bijbehorende buf-
ferpomp in.
STILLE MODUS
Geluiddempende werking
De STILLE MODUS is een werkwijze voor lucht | water-warmte-
pompen waarbij het geluidsvolume van de warmtepomp gere-
duceerd wordt.
Aanwijzing
De stille modus heeft gevolgen voor het verwarmingsver-
mogen en het rendement van de warmtepomp.
Wanneer de Stille modus actief is, liggen de exploitatie-
kosten hoger.
In Stille modus 2 gebeuren verwarmen en warmwaterbe-
reiding uitsluitend via de nood-/bijverwarming.
f In menu "PROGRAMMA'S/STIL PROGRAMMA 1" kunt u de
tijden vastleggen, waarop de warmtepomp naar een stille
werking wordt geschakeld.
REDUCTIE VENTILATOR
Zodra deze parameter op AAN ingesteld wordt, wordt het venti-
latortoerental van de warmtepompen gereduceerd als STIL PRO-
GRAMMA 1 actief is.
REDUCTIE VERMOGEN
Zodra deze parameter op AAN ingesteld wordt, kunnen het ven-
tilatortoerental en het compressorvermogen van de warmtepomp
onafhankelijk van elkaar door de volgende parameters geredu-
ceerd worden als STIL PROGRAMMA 1 actief is.
VERMOGEN
De reductie van het compressorvermogen kan hier met een per-
centage ingesteld worden.
VENTILATOR
De reductie van het ventilatortoerental kan hier met een percen-
tage ingesteld worden.
WARMTEPOMP UIT
Zodra deze parameter op AAN wordt gezet, wordt de warmtepomp
uitgeschakeld en staat de interne of externe tweede warmteop-
wekker in voor de verwarmings-/WW-functie als STIL PROGRAM-
MA 2 actief is.
www.stiebel-eltron.com
SPERTIJD
Tijdens een tarief-spertijd van de energiemaatschappij kan de
warmtepomp niet voldoen aan een verwarmingsvraag. Met deze
parameter kunt u het gedrag van de warmtepomp en de interne
naverwarmingsstanden tijdens een tarief-spertijd definiëren.
UIT
Tijdens de tarief-spertijd wordt geen warmteopwekker geblok-
keerd.
WARMTEPOMP + ELEKTRISCHE NAVERWARMING
Tijdens de tarief-spertijd worden de warmtepomp en de elektri-
sche nood-/bijverwarming geblokkeerd.
WARMTEPOMP
Tijdens de tarief-spertijd wordt de warmtepomp geblokkeerd.
ELEKTRISCHE NAVERWARMING
Tijdens de tarief-spertijd wordt de elektrische nood-/bijverwar-
ming geblokkeerd.
INSTALL-SOORT
Wanneer in de verwarmingsinstallatie een HMH geïnstalleerd is,
moet deze waarde op 1 ingesteld worden.
I/O CONFIGURATIE
INGANG X 1.13
In deze menuoptie kunt u instellen, welke functies ingang X 1.13
moet uitvoeren.
f Sluit geen vreemde spanningen aan.
TELEFOONSCHAKELAARS
Aanwijzing
Deze functie is alleen in de STAND-BYWERKING of het
ECO-BEDRIJF mogelijk.
Aanwijzing
De evaluatie van de telefoonschakelaar gebeurt via de
ingangen X 1.13.2 en X 1.13.3.
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer een telefoonschake-
laar op de ingang is aangesloten.
Wanneer er een extern signaal op deze ingang aanwezig is, scha-
kelt de warmtepomp naar PROGRAMMAWERKING. Wanneer het
externe signaal niet meer aanwezig is, schakelt de warmtepomp
terug naar de vorige bedrijfsmodus.
WPM |
39