INgebrUIkNaMe
Menu: INSTeLLINgeN
OND WERKINGSGEBIED HZG
Met deze parameter kunt u het onderste werkingsgebied van de
warmtepomp definiëren. Onder deze ingestelde buitentempera-
tuur wordt de warmtepomp uitgeschakeld. De verwarmingsvragen
worden alleen door de externe warmteopwekker afgedekt.
BIVALENTIETEMPERATUUR HZG
Met deze parameter kunt u de bivalentietemperatuur van de
warmtepomp definiëren. Onder deze ingestelde buitentempera-
tuur mag de externe warmteopwekker de warmtepomp onder-
steunen wanneer het verwarmingsvermogen niet wordt bereikt.
De externe warmteopwekker neemt samen met de warmtepomp
de verwarmingsvragen over.
HZG-PWM
Met deze parameter kunt u instellen hoe snel de externe warm-
teopwekker/gasbrander een temperatuurafwijking regelt. Hoe
kleiner de waarde, des te sneller het regelgedrag.
HZG 0-10 V
Met deze parameter kunt u instellen hoe snel de externe warm-
teopwekker/gasbrander een temperatuurafwijking regelt. Hoe
kleiner de waarde, des te sneller het regelgedrag.
ELEKTRISCHE NAVERWARMING
In deze menuoptie kunt u de parameters voor de elektrische
nood-/bijverwarming definiëren.
OND WERKINGSGEBIED HZG
Met deze parameter kunt u het onderste werkingsgebied van de
warmtepomp definiëren. Onder deze ingestelde buitentempera-
tuur wordt de warmtepomp uitgeschakeld. De verwarmingsvragen
worden alleen door de externe nood-/bijverwarming afgedekt.
BIVALENTIETEMPERATUUR HZG
Met deze parameter kunt u de bivalentietemperatuur van de
warmtepomp definiëren. Onder deze ingestelde buitentempera-
tuur mag de elektrische nood-/bijverwarming de warmtepomp
ondersteunen wanneer het verwarmingsvermogen niet wordt
bereikt. De externe nood-/bijverwarming neemt samen met de
warmtepomp de verwarmingsvragen over.
AANTAL TRAPPEN
Met deze parameter kunt u het maximale aantal bijkomende ver-
warmingsstanden van de elektrische nood-/bijverwarming voor
de verwarmingswerking definiëren.
Afhankelijk van het benodigde verwarmingsvermogen kunnen 0
tot 3 verwarmingsstanden vrijgegeven worden.
VERTRAGINGSTIJD
Met deze parameter kunt u definiëren hoeveel tijd moet verstrij-
ken, tot de aanvullende verwarmingstrappen (na onderschrijden
van de bivalentietemperatuur) worden ingeschakeld.
26
| WPM
WARM WATER
WARMWATERTEMPERATUREN
In de menuoptie voor de warmwatertemperatuur kunt u de ge-
vraagde temperaturen voor het comfort- en ECO-bedrijf defini-
eren.
COMFORT TEMPERATUUR
In menuoptie COMFORT TEMPERATUUR kunt u de gevraagde
warmwatertemperatuur voor het comfortbedrijf instellen. Wan-
neer de warmtepomp zich in het comfortbedrijf bevindt (zie PRO-
GRAMMA'S/WARMWATERPROGRAMMA), verwarmt de warmte-
pomp het warm water tot de hier ingestelde waarde.
ECO TEMPERATUUR
In menuoptie ECO TEMPERATUUR kunt u de gevraagde warm-
watertemperatuur voor het ECO-bedrijf instellen. Wanneer de
warmtepomp zich in het ECO-bedrijf bevindt (zie PROGRAMMA'S/
WARMWATERPROGRAMMA), verwarmt de warmtepomp het warm
water tot op de hier ingestelde waarde.
BASISINSTELLING
WARMWATERBEDRIJF
Met deze parameter kunt u het type warmwaterbereiding defini-
eren. U kunt kiezen uit drie types warmwaterbereiding:
- Voorrangswerking
- Parallelle werking
- Gedeeltelijke voorrangswerking
VOORRANGSWERKING
Wanneer u de voorrangswerking activeert, wordt bij een warm-
watervraag de voor warm water gedefinieerde warmtepomp en
de overeenkomstige warmwatercirculatiepomp ingeschakeld.
De overige warmtepompen in de cascade worden voor de verwar-
mingsmodus uitgeschakeld.
PARALLELLE WERKING
Wanneer u de parallelle werking activeert, worden bij een warm-
watervraag de warmwatercirculatiepomp en de bijbehorende buf-
ferpomp ingeschakeld.
De overige warmtepompen in de cascade worden voor de verwar-
mingsmodus uitgeschakeld.
DEEL VOORRANG
Wanneer u de gedeeltelijke voorrangswerking activeert, wor-
den bij een warmwatervraag de voor warm water gedefinieerde
warmtepomp en de overeenkomstige warmwatercirculatiepomp
ingeschakeld.
De overige warmtepompen in de cascade worden voor de verwar-
mingsmodus ingeschakeld.
www.stiebel-eltron.com