INgebrUIkNaMe
Menu: INSTeLLINgeN
KOELEN
Aanwijzing
Niet alle warmtepompen kunnen koelen.
Aanwijzing
Afhankelijk van de warmtepomp is voor de koeling even-
tueel een buffervat nodig.
f Houd rekening met de aanwijzingen in de bedie-
nings- en installatiehandleiding van de warmte-
pomp.
Aanwijzing
Bij een zwembadvraag wordt de koelwerking onderbro-
ken en begint de bereiding van het zwembadwater.
Aanwijzing
Bij een vraag naar warm water wordt het koelbedrijf on-
derbroken en begint de bereiding van het warm water.
Een uitzondering hierop zijn de cascades van de lucht-
-water-warmtepompen.
Voorwaarden voor het koelbedrijf
- De installatie moet in het zomerbedrijf staan.
- Op de warmtepompmanager moet een analoge afstandsbe-
diening FE7 of ten minste een digitale afstandsbediening FET
aangesloten zijn. Merk op dat u alleen de analoge of digitale
afstandsbediening in het systeem kunt gebruiken.
- Alle koelparameters moeten ingesteld zijn.
- Afhankelijk van de warmtepomp kan een koelsensor noodza-
kelijk zijn.
Koelbedrijf met afstandsbediening FE 7
De analoge afstandsbediening FE 7 beschikt niet over een dauw-
puntbewaking. De afstandsbediening kan alleen in combinatie
met klimaatconsoles of plafondcassettes met condensaatafvoer
gebruikt worden.
Aanwijzing
Wanneer de afstandsbediening FE 7 door een afstandsbe-
diening FET vervangen wordt, moet aan de warmtepomp
een fabrieksreset uitgevoerd worden. Alle instellingen
moeten aansluitend opnieuw uitgevoerd worden.
Koelbedrijf met afstandsbediening FET
De digitale afstandsbediening FET beschikt over een dauwpunt-
bewaking en kan gebruikt worden voor klimaatconsoles en op-
pervlakteverwarmingen (bijv. vloerverwarmingen, wandverwar-
mingen, koelplafonds).
Aanwijzing
Wanneer er meer dan één digitale afstandsbediening FET
aangesloten wordt, kan voor iedere afstandsbediening
een aanvullend koelcircuit gedefinieerd worden.
www.stiebel-eltron.com
Koelen en warmwaterbereiding bij lucht/water-warmtepomp-
cascades
In een cascade van lucht | water-warmtepompen kan de koeling
en de warmwaterbereiding parallel gebeuren.
f Stel de parameter DEEL VOORRANG in het menu (INSTELLIN-
GEN / WARM WATER / BASISINSTELLING / WARMWATERBE-
DRIJF) in op AAN.
Bij een warmwatervraag worden de voor warm water gedefini-
eerde warmtepomp en de overeenkomstige warmwater-laadpomp
ingeschakeld.
De overige warmtepompen in de cascade nemen de koeling over.
KOELEN
Hier kunt u de koelfunctie van de warmtepomp in- of uitschakelen.
KOELMODUS
PASSIEVE KOELING
Een passieve koeling is alleen mogelijk met brine/water-warm-
tepompen.
De koeling gebeurt eerst met de verwarmingscircuitpomp. De
regelaaruitgang X2.13 wordt ingeschakeld. Met de regelaaruit-
gang X2.13 kunnen bijv. aanvullende zone- of omschakelventielen
aangestuurd worden.
Wanneer na 60 seconden de actuele aanvoertemperatuur hoger
is dan de gevraagde aanvoertemperatuur, worden de bron- en
bufferpomp ingeschakeld.
Bij cascades schakelen de aanvullende bron- en bufferpompen na
elkaar bij, wanneer de aanvoertemperatuur niet verder verlaagd
kan worden. De activering van de aanvullende pompen is afhan-
kelijk van de ingestelde dynamiek (DYNAMIEK PASSIEF).
ACTIEVE KOELING
Regelaargedrag met brine/water-warmtepomp
De koeling gebeurt eerst passief (zie PASSIEVE KOELING). Wanneer
de aanvoertemperatuur door de passieve koeling niet verder ver-
laagd kan worden, schakelt de compressor bovendien in.
Bij cascades schakelen de aanvullende bron- en bufferpompen
en compressoren na elkaar bij, wanneer de aanvoertemperatuur
niet verder verlaagd kan worden. De activering van de aanvullende
pompen is afhankelijk van de ingestelde dynamiek (DYNAMIEK
ACTIEF of DYNAMIEK PASSIEF).
Regelaargedrag met lucht/water-warmtepomp
De koeling gebeurt eerst met de verwarmingscircuitpomp. De
regelaaruitgang X2.13 wordt ingeschakeld. Met de regelaaruit-
gang X2.13 kunnen bijv. aanvullende zone- of omschakelventielen
aangestuurd worden.
Wanneer na 60 seconden de actuele aanvoertemperatuur hoger
is dan de gevraagde aanvoertemperatuur, worden de bufferpomp
en de compressor ingeschakeld.
Bij cascades schakelen de aanvullende bufferpompen en com-
pressoren na elkaar bij, wanneer de aanvoertemperatuur niet
WPM |
31