veroorzaakt zijn, vervalt de
5
garantie.
De motorelektronica-
66
regeleenheid niet
manipuleren.
Controlelijst
Gebruik de navolgende con-
trolelijst om voor elke rit be-
langrijke functies, instellingen
z
en slijtagegrenzen te contro-
leren.
Remwerking
Remvloeistofpeil, voor en
achter
Werking van de koppeling
Koppelingsvloeistofpeil
Demperinstelling en veer-
voorspanning
Bandenspanning en profiel-
diepte
Veilige bevestiging van de
koffer en bagage
Met regelmatige tussenpozen:
Motoroliepeil (bij iedere
tankstop)
Slijtage remblokken (bij elke
derde tankstop)
Starten
Zijstandaard
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart. Als de mo-
tor in de neutraalstand wordt
gestart en als vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
versnelling wordt ingescha-
keld, slaat de motor af.
Versnellingsbak
De motor kan in de neutraal-
stand of met ingeschakelde
versnelling met bediende kop-
peling worden gestart. De
koppeling pas bedienen na
het inschakelen van het con-
tact, anders kan de motor niet
worden gestart. In de neu-
traalstand brandt de contro-
lelamp voor de neutraalstand
groen en geeft de versnel-
lingsindicatie op het multi-
functioneel display N aan.
Motor starten
Noodstopschakelaar 1 in
bedrijfsstand A.
Contact inschakelen
Pre-Ride-Check wordt uit-
gevoerd. (
67)
ABS-zelfdiagnose wordt uit-
gevoerd (
67)