Instellen van het opname-startpunt en
opname-eindpunt en dan een overdubbing of
punch-in opname uitvoeren
1.
Voer de procedure uit onder "Herhaalde
weergave van specifieke melodiematen (A-B
herhalen)" (pagina NL-40).
• Bij het uitvoeren van de procedure selecteert u het
nummer van de melodie die het spoor bevat waar u de
overdubbing of punch-in opname wilt uitvoeren.
2.
Voer de stappen 3 t/m 7 uit onder "Een
overdubbing of punch-in opname maken"
(pagina NL-96).
3.
Druk op cm ACCOMP.
"MEASURE" en "BEAT" beginnen met hoge snelheid in
de rechter bovenhoek van het display te knipperen.
4.
Het opnemen begint automatisch wanneer de
weergave het begin bereikt van het gedeelte
dat u in stap 1 heeft ingesteld.
De "MEASURE" en "BEAT" indicators stoppen met
knipperen. De [RECORD] indicator verschijnt ook.
• Speel de vereiste noten op het toetsenbord.
5.
Wanneer de weergave het einde van het
ingestelde gedeelte bereikt, verdwijnt de
[RECORD] indicator en zal het opnemen
automatisch stoppen.
Weergeven van een opgenomen
melodie
Weergeven van een opgenomen melodie
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het melodienummer van een
opgenomen melodie te selecteren.
• Selecteer de melodie die u wilt weergeven uit de
melodienummers 31 t/m 40 (MltRec 1 t/m MltRec 10).
3.
Druk op ck PLAY/STOP.
De weergave van de melodie begint.
• De bedieningsfuncties die worden ondersteund tijdens
de weergave zijn bijna hetzelfde als de
bedieningsfuncties bij weergave van de ingebouwde
melodieën (met sommige uitzonderingen). Zie
"Weergeven van een ingebouwde melodie of een
melodie op een USB flash-drive (Melodiebankmodus)"
(pagina NL-39).
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
Dempen van bepaalde sporen
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het melodienummer van een
opgenomen melodie te selecteren.
3.
Druk op bo PART SELECT.
"TrSyMute" verschijnt.
Huidige instelling
Naam van instelling (geeft systeemspoor aan)
T r S
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het spoor te selecteren dat u
wilt dempen.
5.
Gebruik bn [–] of [+] om het spoor dat u in stap
4 heeft geselecteerd te dempen of de demping
ervan op te heffen.
• Bij indrukken van bn [+] wordt het spoor gedempt en
bij indrukken van bn [–] wordt de demping van het
spoor opgeheven.
6.
Herhaal de stappen 4 en 5 naar vereist voor de
andere sporen.
7.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
8.
Druk op ck PLAY/STOP.
• De weergave van de melodie begint overeenkomstig
de instellingen voor dempen/niet dempen van de
sporen die u heeft gemaakt.
9.
Druk op ck PLAY/STOP om de weergave van
de melodie te stoppen.
• U kunt een overdubbing uitvoeren wanneer sommige
sporen zijn gedempt. Voer de procedure uit die begint
met stap 3 onder "Tijdens weergave van opgenomen
sporen een ander solospoor overdubben" (pagina
NL-94) nadat de bovenstaande bediening is
uitgevoerd.
M u t e
y
NL-97